INHOUD VEUGELTJES VANGEN
INHOUD VAN RIJSWIJK
CUBRA HOME
 

!

Beste lezer, kennis van tradities is een waardevol bezit, maar zo ook de Brabantse natuur. Graag wijzen wij u er daarom op dat het vangen en in bezit hebben van inheemse vogelsoorten en het toepassen van beschreven vangmethoden verboden en strafbaar zijn (artikel 11.37 en 11.40 Besluitactiviteiten leefomgeving).

- Vink

- Keep

- Kneu

- Distelvink

- Sijs

- Barmsijs  

- Groenling

- Geelgors

- Goudvink

- Frater

- Europese kanarie

 

- Zwartkop

- Zanglijster

- Merel

- Veldleeuwerik

- Pestvogel

- Europese kwartel

- Europese tortel

 

Henk van Rijswijk & Karel Hermans

Nachtegaal (Luscinia megarhynchos)

De koning der zangers. Ieder jaar, einde april, komt hij terug uit zijn winterverblijf. Zijn terugkeer is zeer welkom want zijn liedje overtreft alle andere vogelzang. Zijn verenkleed is niets speciaals. Het aantal plaatsen waar je een nachtegaal kunt horen zingen is de laatste halve eeuw sterk teruggelopen. Dat heeft waarschijnlijk alles te maken met het verdwijnen van een geschikt biotoop. Hij zit het liefst in gemengde, doch niet te dichte, loofbossen met een dichte ondergroei van laag struikgewas en een beschuttende bodembedekking van brede heggen, bramen, klimop, brandnetels en schermbloemen. Er moeten donkere schaduwrijke plekken zijn. En een beekje in de buurt is ook zeer welkom. De nachtegaal wordt de beste zanger van de wereld genoemd. Het gezang komt het beste tot zijn recht als de mannetjes in de avondstilte de vrouwtjes lokken die tien dagen later uit de gebieden van overwintering terugkeren. Hij zingt een lied vol afwisseling en geheimzinnigheid. Je kunt er naar blijven luisteren en je vraagt je af waar die vogel de variaties in zijn zang vandaan haalt. Wij zijn de bevoorrechte aanhoorders van zijn onovertroffen en prachtig gezang. Het voedsel bestaat uit levende insecten, wormen en slakken met in het najaar ook allerlei bessen en kleine vruchten. Hij zoekt zijn voedsel het liefst op de grond en gedraagt zich als een echte bodemvogel. Het is een trekvogel die eind augustus al weer vertrekt. De nachtegaal wordt gelokt met zijn eigen zang op de bandrecorder en is het gemakkelijkst te vangen met een hangnetje. Maar een klein rond netje (dat werkt als een mussenklem) met een meelworm eraan werkt ook goed. Hij is enorm nieuwsgierig en je hebt hem meestal heel snel te pakken. Een beetje krabben in de grond waardoor een klein zwart plekje ontstaat en daarop enkele lijmpijlen zetten is al voldoende om hem te vangen. Vroeger werd gezegd dat het vangen van nachtegalen op Koninginnedag kon beginnen. De nachtegaal werd vroeger met kooi en al onder een wasmand gezet. Hij zingt namelijk het beste in het halfdonker. Bij onze opa in den hof was de plek rond de wasmand helemaal plat gelopen door de katten. Als hij uitgezongen was had je er niets meer aan en werd hij losgelaten. Voor zijn nest zoekt de nachtegaal een bijna onbereikbare plek meestal omringd door braamstruiken. De niet gepaarde mannetjes worden verdreven uit een territorium en moeten elders hun onderkomen zoeken. Ze dwalen rond en het zijn deze ongepaarde mannetjes die later in de lente nog van tijd tot tijd hun gezang laten horen, want het nachtegalengezang houdt in feite op aan het einde van de maand mei. De jonge vogels zijn goed van de oude te onderscheiden omdat hun verenkleed gespikkeld is, dus min of meer de spikkeling van de lijster vertoont, iets wat eigen is aan al de vogels die met deze groep verwant zijn.

Jac. P. Thijsse is ook heel enthousiast over de nachtegaal. In zijn boek "Het Vogeljaar" zegt hij o.a. het volgende.

"En nu de nachtegaal. Dat is de koning van de europese zangvogels. De omstandigheden waaronder het lied gebracht wordt spelen ook een rol zoals de lieve meimaand, de zachte maneschijn, de geheimzinnige nacht, het tedere groen en de streling van de lauwe voorjaarslucht langs de ontvankelijke slapen der luisteraars. Ieder geluid van de nachtegaal beschouw ik als een vermeerdering van mijn rijkdom. Dit jaar hoorde ik hem op 13 april 1904 voor het eerst en op 11 augustus voor het laatst, zeven weken na St. Jan, (24 juni) de traditionele laatste dag voor het nachtegaalslied. Wat enkel virtositeit aangaat overtreft de nachtegaal alle andere vogels. Hij kan hoger zingen dan een sijsje, lager dan een merel, sneller dan een goudhaantje en tonen voortbengen die langer dan twee seconden aanhouden, nu eens in het allerfijnste pianissimo, dan weer met een forto waar je van opschrikt. Hij kan uren achtereen onafgebroken zingen, maar dan bestaat zijn lied uit een aantal duidelijk te onderscheiden tiraden van korter of langer duur. Ik moet even mijn verontschuldiging aanbieden over de ontoereikendheid van mijn beschrijvingen. Gij moet in het oog houden dat ik nimmer zal proberen het nachtegaallied perfect weer te geven of het geluksgevoel bij het aanhoren ervan te vertolken. Mijn bedoeling is alleen u enkele bijzonderheden aan te wijzen, die ge gemakkelijk in het lied kunt herkennen en die u misschien een paar ogenblikken meer aan de heerlijke zanger doen wijden. Ziehier het resultaat, maar ik moet u bekennen dat ik heel wat heb laten zitten. Zowel omdat ik er geen kans toe zag om het op te tekenen alswel omdat ik wel eens een half uurtje zonder bijgedachten de muziek over mij liet heengaan.

wiet, wiet, tjie, tjie, tjie, tjie, retsjuwo !

orrr,etsjetsjetsjetsjetsjetsjetsjetsjetsjetsjets-woi-oit !

u, u……,u……,u………,u………,u………

orrr, oewatl, oewatl, oewatl, oewatl, at, at, at, at, ahoedojat !

u…, u…, hu hu hu hu hu hu hujiedowiet !

orrr, orrr,orororororororoworrortjie !

tju-, tju-, tju-, tju- tjutjutjutju tjuwierreiwieriewiep !

two woi woioe, woi woioe, woi woioe, woi, woi, wie !

wiet, wiet tjoe-o, tjoe-o, tjoe-o, tjoe-o tjoe-o, toeotjowiet !

ru, ru, rurururururu, woitjwojtwojtwojtie !

Natuurlijk is het allemaal slechts bij benadering juist. Ik heb mij vastgebeten in de nachtegalenzang en bezit een hele voorraad nachtegaal-liederen. Het zijn er wel over de honderd."

De Brabantse dichter pater Piet Heerkens was er kennelijk ook van onder de indruk en rijmde het volgende:

Naachtegaol, mijn hemeldierke,

mee oe wonder tierelierke,

resjen uit et paradijs,

klinkklaor dichter-onderwijs,

heel den aovond lig ik wakker,

vuul m'n eigen, ermen stakker,

kwaokende kinkenduut in 't riet

as ik löster naor ou lied.

 

't Vloeit fluweelig, zachjes, zuutjes,

trippetrap van kendervuutjes

over de blauwe hemelruit;

't dröppelt uit oe strotjen uit

tik-tik-tik as van 'n klökske,

tok-tok-tok as van 'n stökske,

dan, ineens, mee wilden ruk,

kletst er 'n blad mee glaswerk stuk!

 

't Lijkent soms op hel getinkel

van den beijaard; belgerinkel;

of er iemand giechelt, laacht,

waor ge d'ooge nie van zaagt;

dan is 't weer 'n leuk gekwetter,

zuut geneurie, scherp geschetter,

droef gesnik of luid gefluit,

aachter mekaren op ruitekaduit.

 

Heur 'm toontjes brabbele, broebele,

heur 'm zuutjes zabbele, zoebele,

zuiver klaanke van geneucht,

puure naachtegaole-vreugd.

Lijsters, mulders (merels), wielewaole

kunnen et bij ou nie haole;

fluite gíj, ge laacht ze egaol

allemaol uit, m'ne naachtegaol!

 

Naachtegaol, m'n hemeldierke,

mee oe wonder tierelierke,

resjen uit et paradijs,

daank oe veur oe onderwijs!

Heurde gij mijn in 't waoter kwaoke

wil er oe eige nie kwaod om maoke:

ieder zingt of kwaokt of kwekt

zoo-t-ie van-huis-uit is gebekt!