Zwartkop
(Sylvia atricapilla)
Een vogel die nooit in de kooien van liefhebbers voorkwam maar
tegenwoordig steeds meer omdat het een enorm goede zanger is en zelfs
wordt aangeduid als de Noordse nachtegaal. Het is bij ons een in de
zomer steeds vaker voorkomende vogel die al heel vroeg (eind september,
begin oktober) vertrekt. Hij zingt veelal hoger in de bomen en op minder
verborgen plaatsen dan de nachtegaal. Hij leeft van insecten, bessen en
zachte boomvruchten.
In zijn boek "Het Vogeljaar" zegt Jac. P. Thijsse
er het volgende over.
"Als ik eens iets fijns wil doorleven dan denk
ik aan de zwartkop, de poëet onder de poëeten. Hij is gekleed in zijde
en satijn en bewoont bij voorkeur deftige oude buitenplaatsen, grote
sierlijke parken en de schoonste plekken van het bos. Alles is heerlijk
aan deze vogel. Zijn veertjes, lichtgrijs aan de onderzijde en donkerder
aan de rugkant, zijn zacht en glanzend. Glanzend is ook het donkerder
kapje dat de schedel bedekt. Gitzwart bij het mannetje, kastanjebruin
bij het wijfje. De mooie grote bruine ogen kijken u rustig aan. Zijn
zang bestaat uit twee delen. Eerst een zacht en liefelijk onvertolkbaar
geprevel en dan een strofe die u vervult met de reinste blijdschap en
opgewektheid. Het zijn meer het timbre, het tempo en het rythme die het
wonderschone effect teweeg brengen, dan de tonen. In het eerst schijnt
het gemakkelijk om het liedje af te beelden. Maar terwijl je noteert
gaat het diertje telkens varieeren. Hier heb ik een strofe:
Het schetter ètje van andere vogels ontbreekt hier geheel."
|