INHOUD VEUGELTJES VANGEN
INHOUD VAN RIJSWIJK
CUBRA HOME
 

!

Beste lezer, kennis van tradities is een waardevol bezit, maar zo ook de Brabantse natuur. Graag wijzen wij u er daarom op dat het vangen en in bezit hebben van inheemse vogelsoorten en het toepassen van beschreven vangmethoden verboden en strafbaar zijn (artikel 11.37 en 11.40 Besluitactiviteiten leefomgeving).

- Vink

- Keep

- Kneu

- Distelvink

- Sijs

- Barmsijs  

- Groenling

- Geelgors

- Goudvink

- Frater

- Europese kanarie

- Nachtegaal

- Zwartkop

- Zanglijster

- Merel

- Veldleeuwerik

 

- Europese kwartel

- Europese tortel

 

Henk van Rijswijk & Karel Hermans

Pestvogel (Bombycilla garrulus)

Ondanks zijn onsympathieke naam wordt de pestvogel tot een van onze fraaiste, zoniet de fraaiste, wintergasten gerekend. Een prachtige vogel, 18 cm groot, die aan de bovenkant grotendeels zijdeachtig rood grijsbruin is. Kenmerkend is de gele rand aan de onderkant van de staart. (Bij de Japanse pestvogel is dat oranjerood). Opvallend is ook de naar achter afhangende rose-bruine kuif. De keel is zwart met aan weerszijden een witte baardstreep. Vooral de scharlaken rode schildjes aan de uiteinden van de slagpennen zijn bijzonder. Het verenkleed is zo dicht dat het lichaam voortreffelijk beschermd wordt tegen afkoeling. Bij vriestemperaturen tot onder de twintig graden zitten ze nog prachtig in de veren. Het verschil tussen een man en een pop is niet te zien. Sommigen beweren dat bij het mannetje het rood in de vleugels helderder is en beter zichtbaar. Het is een gezellige vogel en zeker niet schuw. Vooral in Finland treft men ze het talrijkst aan als broedvogel. Ze hebben een voorkeur voor lariksbossen met daarin veel besdragende struiken. Ze eten dan ook heel veel insecten en wel voornamelijk muggen want daar zijn er volop van in zijn leefgebied. In september loopt het goede leventje van de pestvogel definitief ten einde. De miljoenen insecten zijn verdwenen en de hongerstillende bessen moeten worden opgezocht. In de winter leven ze uitsluitend van bessen van verschillende bomen en struiken. Omdat bessen weinig voedingsstoffen bevatten, moeten ze ongeveer 170 gram, dus driemaal het eigen lichaamsgewicht, eten om de energiebalans in evenwicht te houden. Daarom is zijn eetlust enorm en laat zelfs een zekere gulzigheid zien. In ons land wordt de pestvogel sporadisch gesignaleerd tijdens de trekperiode als wintergast en dan meestal van november tot februari. Hij is dan te vinden op allerlei overgebleven bessen zoals de lijsterbes, jeneverbes, hulst, cotoneaster, vuurdoorn en rozenbottels. Deze trekbewegingen zijn zeer onregelmatig en treden ineens massaal op. In het jaar 1975 waren er ineens enorme aantallen pestvogels in onze omgeving. Bekend is toen dat er een groot aantal zijn neergestreken in de volop besdragende bomen op het Oranjeplein in Goirle. Daar zijn er toen honderden gevangen in dat jaar. Mogelijk liggen aan deze massale trekbewegingen van pestvogels populatieschommelingen ten grondslag die volgens sommige deskundigen perioden van 3-4 jaren vertonen. Vroeger beweerde men glashard dat hij om de zeven jaren verscheen. Ze verlaten zelden de koude gebieden en dan vooral wegens voedselschaarste. Ze zijn niet schuw en als ze in onze streken neerstrijken zijn ze vrij gemakkelijk te vangen. Maar je moet dan nog wel weten hoe. Een van onze informateurs kreeg vroeger van een oudere liefhebber het idee aangereikt om een top te maken en op de zijspranken een aardappel te plaatsen waarin dan weer een aantal lijmpijlen werden gestoken. Deze methode werd uitgeprobeerd op een plaats waar toen 22 pestvogels bivakkeerden en waar veel struiken met bessen stonden. De top werd in de struiken geplaatst maar geen enkele vogel werd gevangen. Wel werd goed gekeken naar de methode van verplaatsen en van fourageren. Het bleek dat de hele groep zich op eenzelfde struik stortte en die vervolgens leeg at. Een reden om eens een heel andere methode te gebruiken. De betreffende vanger sneed een aantal berkentakjes en smeerde die helemaal in met lijm om ze vervolgens in de top van de struik te plaatsen die nu aan de beurt was om leeggegeten te worden. En deze methode werkte prima. In korte tijd werd een flink aantal van deze mooie vogels gevangen. Vroeger, maar nog niet zo lang geleden, schrokken de mensen als ze een pestvogel zagen. Men legde een verband met de invasies van pestvogels en het ontstaan van de pest. Wie een pestvogel zag, waande zich oog in oog met de dood. Kennelijk was de pest ooit uitgebroken tegelijk met het aanwezig zijn van grote aantallen pestvogels. In de volière zijn ze goed te houden op universeelvoer aangevuld met rozijnen, stukjes appel, miereneitjes, meelwormen en groenvoer.