CuBra

Mijn allereerste brilletje

 

Huub Moonen

 

 

 

Mijn allereerste brilletje

Toen ik in de vijfde klas van de lagere school zat merkte men dat mijn gezichtsvermogen terugliep. Een sluipend proces dat zich openbaarde toen ik, zelfs vanaf de eerste rij, de teksten op het bord niet meer kon ontcijferen. Sterker nog, ik zag de onderwijzer nauwelijks staan en wist het hele schoolbord slechts op de tast te vinden. De hoogste  tijd dus voor een brilletje. In die tijd kon je niet even langs de opticien lopen om een oogmeting uit te laten voeren. Toen waren die daartoe nog niet bevoegd. Dus was je genoodzaakt je bij een oogarts te melden. Eerst langs de huisarts, voor een verwijskaart. Mijn vader nam een snipperdag en toog met mij achter op de fiets naar het St. Elisabethziekenhuis. Het oude uiteraard. Ik kneep hem behoorlijk, want ik was nogal huiverig voor alles wat zweemde naar geneeskunde of een witte jas droeg. Het heeft zelfs lang geduurd, aleer ik onbevangen een slagerij durfde te betreden. Tot mijn verbazing reden we niet naar de hoofdingang, het carré, maar naar een zijingang in de Boerhaavestraat. Daar gingen we een trapje af en kwamen terecht in een immense kelder. Het was er stampvol, waaruit ik concludeerde dat het droevig gesteld was met de klare kijk der Tilburgers. Mijn vader vertelde me dat daar meerdere doktoren zetelden en niet iedereen voor de oogarts kwam. Er hing een bedrukte stemming en er werd maar weinig gesproken. Van tijd tot tijd kwam uit het niets een kenau in een wit uniform opdraven, die dan op snauwerige toon een naam riep. Als door een adder gebeten veerde dan iemand op en volgde die verpleegster. Mijn gemoedsrust werd er niet beter van en ik vreesde het moment dat mijn naam zou weerklinken.

De tijd kroop voorbij. Opeens  is het moment daar. ‘Jongetje Moonen` wordt verzocht zich te komen melden. Met lood in de schoenen slof ik achter haar aan naar een kamertje. Zonder enige uitleg grijpt ze een flacon en begint mijn ogen te druppelen. Het brandt als de hel, dus wil ik gaan wrijven om de pijn wat te verlichten. Een instinctieve handeling die me evenwel een forse uitbrander opleverde.     Ik word weer teruggestuurd naar de wachtruimte, want de druppels dienen eerst nog in te werken. Mijn ogen waren al niet te best –anders was ik daar niet geweest- maar nu zie ik er helemaal ginne ene meer. De tranen lopen me spontaan over de wangen en ik vrees het zicht definitief te verliezen. Na enige tijd ebt het weg en zie ik weer de vertrouwde,doch wazige, beelden van mijn omgeving.    De kelder begint al aardig leeg te raken. Net als ik begin te denken dat ze me vergeten zijn, galmt er weer door de ruimte; ‘jongentje Moonen`. Zo denigrerend en kleinerend alsof ik geen voornaam heb. Ik werd een andere kamer binnengeleid en daar was hij dan… de grote boze meneer in de witte jas. Bars gelastte hij me één oog af te dekken en de letter die hij aanwees te benoemen. Naar eer en geweten gokte ik er op los, zonder respons te ontvangen aangaande de juistheid van mijn spelling. Nadat ook het andere oog aan de beurt was geweest moet ik wel haast als zijnde dyslectisch of zelfs als een analfabeet over zijn gekomen. De dokter plaatste, niet al te vriendelijk, een eng uitziend en metalen voorwerp op mijn neus. Begon daar glaasjes in te schuiven terwijl hij nors bromde: ‘beter of slechter`. Om hem zo goed mogelijk ter wille te zijn aarzelde ik met antwoorden, tot ik er zeker van was. Kiezen is nooit mijn sterkste kant geweest. Mijn getreuzel irriteerde hem blijkbaar want hij werd alleen maar chagrijniger. Na enige tijd moest ik weer een stukje lezen, en was meneer de dokter schijnbaar tevreden. Er werd een recept uitgeschreven voor de opticien en ik mocht goddank weer vertrekken. Mijn verwachtingen waren niet al te hoog gespannen. Toen ik mijn brilletje op kon halen viel het me alles mee. Er ging een wereld voor me open. Een muur bleek opeens geen egaal vlak te zijn, maar te bestaan uit stenen en voegen. Ook het schoolbord bleek weer perfect leesbaar te zijn.  Ik heb me nadien nog menige bril laten aanmeten, maar dat heeft nooit meer zulk een impact gehad als toen, bij mijn allereerste brilletje.