Huub Moonen

Dinant

Aangezien het kind in ons nog springlevend is, zijn mijn maat en ik van tijd tot tijd toe aan een uitje. Op een van de vele achter ons liggende mooie zomerse dagen, werd derhalve het idee geopperd om Dinant weer eens een keer te visiteren.

Een stilaan sacraal ritueel, want we komen daar vrijwel jaarlijks.

Nu is Dinant een leuk stadje en nodigt het uit tot een visite, maar dat is niet de ware reden voor onze regelmatige bezoekjes. Neen, boven op de plaatselijke citadel bevindt zich een oorlogsmuseum en dat is de enige aanleiding en het doel van onze frequente belangstelling.

Even voor de goede orde, in het museum is totaal niks te zien. Het gros der bezoekers voelt zich dan ook tamelijk bekocht, iets wat leidt tot gekanker in diverse talen.

Onze interesse geldt dan ook niet zozeer het museum, maar een daar werkzaam zijnde gids.

De manier waarop deze man het absolute NIETS weet te verkopen, is onbetaalbaar.

In drie talen vertelt hij telkens op exact dezelfde plaats, exact hetzelfde standaardgrapje, tot op de centimeter nauwkeurig. Het ene grapje is nog flauwer dan het andere, iets wat bij ons met ons abstracte gevoel voor humor de lachstuipen te voorschijn weet te toveren.

Toch slagen wij er telkens weer in onze gezichten strak in de plooi te houden.

Aandachtig hangen wij aan zijn lippen, als was hij een orakel.

Terwijl rondom ons het gemor van het grauw tot een onaanvaardbaar volume aanzwelt, de eerste bezoekers via alle mogelijke sluipwegen de benen nemen, volgen wij de gids op de voet er angstvallig zorg voor dragend ons steeds in het eerste gelid te bevinden.

Tijdens één van onze eerdere bezoeken heeft hij het gepresteerd om met 50 man aan een excursie te beginnen en met 15 personen te eindigen. Toen was hij dan ook in topvorm.

 

Voor deze unieke man waren wij dus wederom in Dinant.

Wij kochten kaartjes, stapten in de lift en bevonden ons binnen de kortste keren hoog boven Dinant, in het restaurant der citadel.

Nippend van een verversing genoten we van het uitzicht, terwijl we tevens reikhalzend uitkeken naar ´onze` gids. Hij was niet aanwezig, iets wat ons zorgelijk in speculaties deed vervallen.

Had hij een ATV-dag, was hij ziek of misschien wel overleden, al dan niet door toedoen van een ontevreden toerist?

Er ging een excursie van start en de barjuffrouw kwam heel attent vragen of wij niet mee moesten. Wij deelden haar minzaam mede het museum al eens bezocht te hebben, wat we dan feitelijk in het museum kwamen doen bleef wijselijk onvermeld.

Daar zaten we vrezende een tevergeefse reis gemaakt te hebben, totdat plots HIJ binnenkwam.

Toen kort daarna de door hem geleidde rondgang een aanvang nam waren wij de eersten die paraat stonden, nagestaard door een dienster die het ook niet meer kon bevatten.

Zij mompelde nog iets van ´domme Ollanders´, tenminste als ik haar goed heb verstaan.

Rondlopende door het museum maakten wij elkaar opmerkzaam op de locaties en de daarbij behorende grappen die ook prompt kwamen, hij stelde ons niet teleur, heerlijk.

 

Teruggekeerd beneden in het stadje konden we weer vrijuit lachen, iets wat we dan ook van harte deden. Gezegend met zelfspot, ook dat, lachten we nog veel harder toen we becijferden hoeveel geld deze man al uit onze zakken heeft geklopt in de loop der tijden.

Niet hij maar wij, zijn de lichtelijk gestoorden.

Voldaan namen wij afscheid van Dinant, we konden er weer een poosje tegen.

Toch sluit ik niet uit dat we in de toekomst, in een melige bui, ons vizier weer zullen richten op dit oord in het Belgenland fraai gelegen aan de boorden van de Maas, en voor de zesde maal het huiveringwekkende en bloedstollende oorlogsverleden van Dinant zullen ondergaan.