Huub Moonen - Gedichten

 

 

Romanticus

 

Hij zat in zijn stoel en keek naar buiten.

Daar dwarrelde traag de sneeuw omlaag.

Sommige vlokken kleefden aan zijn ruiten.

En zijn diepste gedachte was: "Wat eten we vandaag?"

 


 

Toon

 

Toon;

Zo spontaan, zo jong, zo vol idealen.

Altijd bereid om een grap uit te halen.

Niet altijd op zijn juiste waarde geschat.

Omdat hij ook wel iets, van een macho had.

Maar zat je wat moeilijk, of had je een klus.

Slechts één telefoontje, dan was hij er dus.

 

Toon;

Hoe vaak zat je niet op de bank, of op de grond?

Omdat je het bij ons, altijd reuze gezellig vond.

Dronk je een pilsje, of schoof je aan voor het diner.

Je optimisme en levenslust, droeg je altijd met je mee.

Jouw aanwezigheid was zo vanzelfsprekend en gewoon.

Dat wij het vaak spottend hadden, over onze grote zoon.

 

Toon;

Toen je bij ons kwam, met dat vreselijke bericht.

Was dat ook voor ons, als een klap in het gezicht.

De schrik, de angst, de woede, de onzekerheid.

Wij leefden met je mee, tijdens die koleretijd.

Maar ondanks al ons medelijden en medeleven, helaas.

Woekerde je ziekte verder, en bood het je geen soelaas.

 

Toon;

In stilte, bewonderde ik zo vaak je moed.

De manier waarop je onverschillig doet.

Over het onvermijdelijke verval van je krachten.

De grapjes die je daarover maakte, waarom we lachten.

Maar hebben wij ooit, al is het maar voor één seconde

Jouw angsten en pijn kunnen doorgronden?

 

Toon;

Toen je het vechten had opgegeven

Al afstand had gedaan van het leven

Ging het snel, en restte er alras

Slechts een schim, van wat je was.

Maar geestelijk bleef je gewoon

De vertrouwde, gezonde Toon.

 

Toon;

Ons persoonlijk afscheid, vol emoties, ook al deed het pijn

Zal over een tijdje, toch een fijne en mooie herinnering zijn

Omdat daaruit bleek, waaraan heb ik het verdiend

Dat jij ook afscheid nam, van een vriend.

 

Dag Toon.