CuBra

Gymnastiekvereniging Novum

 

 

Huub Moonen

 

In mijn vroege jeugdjaren toen mijn gestalte nog beduidend ranker en slanker was dan heden ten dage, ben ik een aantal jaren lid geweest van Novum. Niet verwonderlijk, want met mijn aangeboren lenigheid en snelheid, gepaard aan een kwikzilveren souplesse, was gymnastiek me op het lijf geschreven. De kennissenkring die pas op latere leeftijd in beeld verscheen zal zich bij het lezen van deze regels wel schaterend van het lachen op de dijen kletsen, want ik slaag er moeiteloos in deze talenten te verbergen. Voor zo ver leeftijd en lichaam al niet debet zijn aan deze geschiedvervalsing.

Novum, Latijn voor iets nieuws of vernieuwing, was een afsplitsing van gymnastiekvereniging David. Reden en aanleiding daartoe zijn me niet bekend. Via een tante zijn mijn oudste zus, mijn oudste neef en ik in aanraking gekomen met Novum en lid geworden. Het trainingscomplex was een muf en stoffig zaaltje in de Zuid-Oosterstraat. Geheel volgens het tijdsbeeld werd er apart geturnd door de jongens en meisjes, want gemengd sporten was uit den boze. Daar lette de geestelijk adviseur scherp op en hield dit met argusogen in de gaten. Ik heb de eerwaarde echter nooit kunnen betrappen op het maken van een losse salto, of een vogelnestje aan de ringen. Sterker nog, ik kende heel de goede man niet, dus was zijn aanwezigheid waarschijnlijk louter een uitvloeisel van de statuten. Wanneer ik me niet vergis was Norbert van Hoof toen de voorzitter. Hij had een meubelzaak aan de Veestraat en een uitgebreide kinderschaar, overwegend meisjes, die ook allemaal lid waren. Zo gaf hij het goede voorbeeld om het ledenbestand op peil te brengen en te houden. Blijkbaar werkte deze strategie, want ik meen me te herinneren dat Novum toch een behoorlijk aantal leden had.

Onze trainer was Gerrit Poos, een aardige maar ook fanatieke en ambitieuze man. Naast het turnen had hij nog een hobby, hij was tambour-maître en schijnbaar een erg goede ook. Want regelmatig sleepte hij eerste prijzen in de wacht op concoursen in het ganse land. Of hij gymnastiekleraar was van professie weet ik niet, maar dat lijkt me onwaarschijnlijk. Destijds was dat beroep nog niet zo in zwang, als het überhaupt al bestond. Trouwens voor een tienjarige is het niet echt relevant om te weten op welke manier iemand de kost verdiend. Hij werkte bij voorkeur aan onze conditie met vloeroefeningen en duurlopen. Ook blokjes lopen en een soort van apenkooi waren populair, werken aan de toestellen iets minder. Al kwamen de brug, paard en ringen ook regelmatig aan de beurt. De rekstok was voor onze leeftijdsgroep schijnbaar iets te hoog gegrepen, letterlijk dan wel figuurlijk.

Toch waren onze inspanningen niet vrijblijvend, want we namen regelmatig deel aan demonstraties en wedstrijden. Zonder naar volledigheid te streven, ik herinner me actief te zijn geweest- mogelijk bij een koninginnendag of bevrijdingsherdenking- op het Lindenplein en op het Willemsplein, in het Scala gebouw in de Tuinstraat, en op een (landelijk?) kampioenschap in Nijmegen. Ook hebben we thuis nog een nachtje Duitse logees gehad, omdat Novum een internationaal evenement hield. Tevens marcheerden we regelmatig door de stad, tamboers voorop en het verenigingsvaandel fier geheven. Een bezigheid die tegenwoordig nagenoeg uit het straatbeeld is verdwenen. Behoudens bij de intocht van Sinterklaas. Nu de naam van de goedheiligman toevallig toch ter sprake komt, ook bij Novum vierde men sinterklaas. Telkens als ik Toon Hermans in zijn befaamde conference de zin hoor uitspreken: ‘ik zie hem nog binnenkomen, zoiets armoeiigs’, moet ik er aan terugdenken. Onze sint had dan weliswaar geen sprei om, maar wel een baard van uitgeplozen touw. Het is dat we in die tijd nogal goedgelovig waren anders was je acuut van je geloof gevallen. Ik heb er nog een fotootje van. Ondanks mijn jeugdige leeftijd toen, ben ik er ook voor het eerst verliefd geworden. Onuitgesproken en in het geniep natuurlijk. Ik acht de kans klein dat ze deze regels leest dus durf ik nu haar naam wel te noemen. Marian van de Pol. Ze zal als ze nog leeft, wat ik uiteraard van harte hoop, evenals ik de pensioengerechtigde leeftijd reeds zien gloren maar blijft desondanks een gekoesterde herinnering.