In
ons gezin hechten wij nog aan tradities.
Veel
van die tradities vertonen een samenhang met het verloop van het kerkelijk
jaar.
Zo
volgt als vanzelfsprekend na het losbandige en uitbundige
carnavalsgedruis, het ingetogen en beschouwende van de vastentijd. Vandaar
dat ik op Aswoensdag in de loop van de dag ter kerke toog, om daar mijn
askruisje te gaan halen. Klaarblijkelijk liep het geen storm want toen ik
het kerkgebouw binnenkwam trof ik daar de pastor aan, lezende in een
pocketboekje.
Voor
hem stond een grote schaal boordevol met as.
Zoals
u misschien weet is die as afkomstig van overjarige en verbrandde
palmtakjes.
´Schikt
het u, eerwaarde? ´ vroeg ik aan hem. ´Zeker wel, mijn zoon´ luidde
zijn antwoord.
Het
bleek wel dat hij niet al te zuinig behoefde om te springen met zijn as,
want hij gaf me toch een joekel van een kruis. "Gedenk dat gij van
stof zijt en tot stof zult wederkeren" terwijl hij mij deze gekende
spreuk toevoegde, zag ik duidelijk dat er onder de laatste bank eentje
bezig was, om te komen of te gaan.
Ook
het bezoeken van de vele kerkelijke plechtigheden tijdens de goede week,
als louterende voorbereiding op het Paasfeest behoren tot het jaarlijks
terugkerende ritueel. Traditie alom.
Neem
nu het verstoppen van de paaseieren, voor mij een der hoogtepunten van het
jaar.
Jawel,
ik zal ze ook dit jaar weer verstoppen, en met een kinderlijk plezier.
Hoewel
mijn werkterrein beperkt blijft tot de woonkamer, verkneukel ik me al op
voorhand.
Deze
afbakening is nog een uitvloeisel uit de tijd dat het kroost nog klein
was.
Ondanks
de geringe mogelijkheden die men heeft in dit vertrek, heb ik door de
jaren heen een grote mate van bedrevenheid ontwikkeld in het verstoppen
van de handel.
Het
enige nadeel is, dat ik wel eens vergeet waar ik het spul gelaten heb.
Zo
kon het voorkomen dat een ei dat ik in 1989 had verstopt, bij toeval werd
ontdekt medio mei 1991. Het was op raadselachtige wijze witte chocolade
geworden, terwijl het echt bruin was ten tijde van zijn verdwijning.
Maar
het kroost wordt groter en kent stilaan het merendeel der plekjes.
Desondanks
amuseer ik me kostelijk. Wanneer het speuren naar de laatste eieren nogal
enige tijd in beslag neemt, zit ik in mijn stoel te gieren van de pret.
Meewarig en hoofdschuddend bekeken door mijn vrouw, die deze vorm van
humor reeds jaren als een gepasseerd station beschouwt. Kinderachtig?
Waarschijnlijk wel, maar och, er schuilt verder weinig kwaad in.
In
onze kennissenkring bevonden zich ook personen die aan mijn verstandelijke
vermogens gingen twijfelen, wanneer ik hun deelgenoot maakte van mijn
schik in dit familietafereel.
"Joh,
waarom zo moeilijk doen, lazer de zooi in een hoekje en laat ze het maar
uitzoeken".
U
begrijpt dat de botteriken wiens gevoel voor romantiek al dermate was
afgestompt, dat zij meenden mij op een dergelijke manier te moeten
beroepen, al snel tot de ex-kennissenkring behoorden. Blijkens hun
uitlatingen hebben zij er totaal niks van begrepen, hun suggestie is
namelijk helemaal fout. De spanning en het amusement schuilt in het
zoeken, pas daarna komt de voldoening van het vinden.
Uit
mijn jeugd herinner ik me nog levendig het paaseieren zoeken bij mijn oma.
Dat
was waardeloos. Daar behoefde men niet te zoeken, want het stond alle
jaren op dezelfde plaats. En men moet wel lichtelijk debiel zijn, wil je
dat na verloop van enige tijd nog niet door hebben. Ook mijn ouders hadden
het in de gaten en zeiden tegen mijn zuster en mij:
"Doe
nou oma een plezier en ren niet meteen op het spul af maar loop er een
paar keer langs".
Welopgevoed
als we zijn handelden we volgens die instructie.
Zoals
veel mensen in die tijd, had mijn oma een grote tuin en een nietig huisje.
Ik
zie ons nog staan, allebei op ons paasbest, voor het raam dat uitkeek op
´den hof´.
Gelukkig
had oma ons niet teleurgesteld, wij zagen vanuit onze positie de
versnaperingen al staan. Onder de heg stond een wit bord, waarop een
chocoladekip verwoedde pogingen deed enkele eieren uit te broeden. Vooraan
onder de heg wel te verstaan, want het stramme lichaam vermocht niet meer
zo diep te buigen. Eenmaal buiten werden wij evenwel op slag ziende blind
en liepen het spul straal voorbij. ´Zouden ze dat nou niet zien, de
sufferds? ´ zei mijn oma dan altijd. Met mijn aangeboren drang tot
overdrijven ging ik zelfs zover, dat ik in de kersenboom klom om te
zoeken. Dit konden mijn ouders evenwel maar matig waarderen en sommeerden
mij naar beneden te komen. Niet dat zij bang waren dat ik eruit zou vallen
en een arm, been, of ander vitaal lichaamsdeel zou breken, maar meer dat
ik mijn ´goei kleren of m´n goei schoen´ zou beschadigen. Toch was
hetgeen ik deed niet zo onlogisch.
In
die tijd namelijk (midden jaren ´50) waren de paashaas en dergelijke
fabeldieren nog niet door de commercie in het leven geroepen. Nee, de
paasklokken waren nog verantwoordelijk voor de komst der paaseieren. Op
hun terugtocht vanuit Rome vlogen die namelijk, driftig met eieren
strooiend, naar hun oorspronkelijke behuizingen om aldaar, ontdaan van hun
smakelijke ballast, al beierend de opstanding van de Heer te verkondigen.
En
zegt u nu zelf, wanneer er iets uit de lucht valt is de kans dat het in de
kruin van een boom belandt toch groter, dan dat het terechtkomt op een wit
bord onder de heg.
Nostalgie,
zeker weten. Maar wat leuk voorbij is komt niet vervelend terug.
Hoewel
de tijd niet stil staat maar voortschrijdt met rasse schreden en in onze
huidige welvaart tot leedwezen van de tandartsen ook het vastentrommeltje
in onbruik is geraakt, onze jeugd zelfs het begrip vasten niet meer kent,
probeer ik middels mijn ´eitje leggen, niemand zeggen´ onze kinderen
iets mee te geven van de –misschien primitieve – geluksgevoelens die
voor mij onlosmakelijk verbonden zijn met het paasfeest uit mijn
kinderjaren.
Al
is mijn invalshoek dan niet religieus geënt, ik hoop daarmee toch te
bereiken dat in hun verdere leven, Pasen gevoelsmatig afwijkt van een
doorsnee zondag.
Wanneer
alle eieren zijn gevonden, het gezamenlijke ontbijt is genuttigd,
installeert ons gezin zich voor het scherm waarop dan Zijne Heiligheid
verschijnt en ontvangen wij zijn zegen en een volle aflaat. Wij kunnen er
weer tegen tot de kerst.
Prettige
Paasdagen.