CuBra


 

CUBRA HOME

 

Inhoud Broeckx

 

Ineke Broeckx Archief verhalen 2004-2019

 

Ineke Broeckx Poëzie

 

Ineke Broeckx
 

Korte verhalen - 01-09-2022


Een “Divertimento” voor een zieke?- Het laatste erfstuk?- Het gezin Broeckx in 1947- Aan de Pater Dondersweg….- Brood en spelen, vertier en amusement, dan wel een onheilspellende problematiek


Een “Divertimento” voor een zieke?

 

De merkwaardige maar zeer kunstzinnig verantwoorde foto’s van Afrikaanse jongemannen met lendendoeken om die bezig zijn een vuur aan te leggen; de foto’s die de wand sieren in een wachtkamer in het Twee Steden Ziekenhuis hebben al vaak de aandacht en verwondering van wachtende patiënten getrokken. Moet men aannemen dat een van de verpleegkundigen het verre continent bereisd heeft?
Dan is er ook nog op de gang de afbeelding van een eveneens Afrikaanse man met een doorgroefd gezicht, kennelijk getuigend van veel levenservaring en achter de balie, waar de verpleegkundigen zetelen, bevindt zich een grote foto van eveneens uitheemse, vermoedelijk Zuid-Amerikaanse, platte boten…. Ik wees een meneer die ongeduldig wachtte op zijn beurt in de genoemde wachtkamer op de foto’s. Maker en reiziger bleven ons onduidelijk. Hoe een en ander ook zij; mogelijk bieden de afbeeldingen een bescheiden “divertimento” of afleiding voor een ongeduldige of zieke bezoeker van ons ziekenhuis…..

 

Het laatste erfstuk?

 

Een klein roodkoperen asbakje met gewelfde rand koester ik nog altijd. Ik moet dit beschouwen als “het laatste erfstuk” dat de herinnering aan mijn beide opa’s levend houdt. Zij beiden waren smeden, die armoede kenden en tegenslag en die de namen August, respectievelijk Thijs droegen. Hoe het ook zij; boven het vuur van hun smidse liepen mijn voorvaderen hun dodelijke ziekten op die hun longen aantastten en deze tenslotte verbrijzelden.

 

Het nagelaten kunstvoorwerp roept tevens herinneringen op aan de kindertijd van mij en mijn zus, toen wij speelden met het voorwerp en de gewelfde rand omtrokken op papier met een potlood. Nu neemt het asbakje een prominente plaats in op mijn oude, houten bureau. Het kunstvoorwerp roept tevens associaties op met een bronzen vaas die eveneens tot de erfstukken behoorde en die in handen van andere familieleden is gevallen…..

 

Het gezin Broeckx in 1947

 

De foto siert nog altijd mijn kamer. De leden van het gezin Broeckx zijn daarop compositorisch goed gerangschikt; allereerst oma, in de zwarte jurk, gesierd door de camee die een erfstuk werd; ze loodste het gezin met succes door de recessie en door de armoede; verder opa, die ik nooit kende; kopersmid die bekend stond om zijn humanitaire inslag en vrijgevigheid; de drie broers; Willem, mijn goede vader, Guus, die zijn heil zocht in Australië en Gérard die zou malverseren met geld en vrouwen. De jongens; de trotse zonen, dragen het nette pak waaruit de stropdas elegant naar voren springt; ongetwijfeld is de kleding voor de gelegenheid aangeschaft. Naast haar broers staat Cécile, de zus; rechtop; de krullen mooi opgemaakt en met de ziekenfondsbril met de ronde glazen. Ze draagt de ruiten bloes met daaroverheen de zwarte spencer; zij was degene die het leven niet meer ten einde toe kon dragen en die tenslotte omkwam in de vlammen van haar eigen aansteker…..

 

Aan de Pater Dondersweg….

 

Twee terrassen omzomen de Pater Dondersweg, maar het meest prominente en populaire is dat van Café-Restaurant “Peerke Donders”, nabij het oude woonhuisje, wellicht stammend uit de negentiende eeuw, van de gelijknamige heilige en nabij de naar hem genoemde kapel waar de schildering van zijn portret boven alles uittorent en nabij de kruisweg, uitgebeeld in witte beelden met teksten eronder die de mateloze kwellingen van Jezus Christus illustreren.
Binnen in het Restaurant is het koel op zomerse dagen en ook hier kan men kunstwerken bewonderen, waarover ik noodgedwongen moet beweren dat ze stammen van een nieuwe generatie, die ik niet meer de mijne kan noemen…..

 

Brood en spelen, vertier en amusement, dan wel een onheilspellende problematiek

Waar tot voor kort de pleinen in het centrum van onze stad zich leeg en als het ware doelloos uitstrekten, zijn nu de attracties opgesteld. Ik ben er vaak gekomen, heb er rondgedwaald, heb er “mijn ziel vaak in lijdzaamheid bezeten”

Nu zijn de festiviteiten losgebarsten en het spookhuis rijst hoog op en doet aan een paleis uit vroeger tijd denken; zwarte onheilspellende spinnen verschijnen voor de hoge ramen en de wagentjes met gillende oudere en jongere bezoekers rijden er in razende vaart in en uit.

Zo hebben altijd brood en spelen de mensheid beziggehouden en geamuseerd en deze hebben haar afgeleid van de brandende existentiële vraagstukken van leven en dood, van de onheilspellende vraagstukken, die de in feite uiterst verontrustende “condition humaine” met zich meesleept zoals een lawine onherroepelijk en onvermijdelijk stenen meesleurt in haar razende vaart.

De markt zal terugkomen; de vogelverkoper zal er weer de arme, bonte kanaries en parkieten in hun armzalige kooitjes etaleren en het centrum zal zich openen voor ander vertier en ander amusement. En ik zal daar weer ronddwalen…