Onze oude aarde zweette en zwoegde die
dag en hulde zich in tropische hitte, alsof de evenaar
door onbekende hand was verlegd naar het noorden en
zijn onbarmhartig regime deed gelden in het doorgaans
natte Nederland. Op die dag kocht ik de meloen. De
vrucht, omgeven door de maïsgele, dikke, door de
natuur geaderde schil, woog zwaar in mijn beide
tengere handen.
"Twee gulden vijftig"gebood
de marktkoopman. In de mobiele broeikas van de bus
probeerde een wanhopige wesp de glazen barrière van
de ramen tevergeefs te doorbreken.
Mijn oude moeder en ik zouden op deze
dag samen meloen eten. Ze zou het blinkend stalen
keukenmes meedogenloos hanteren om het innerlijk van
mijn meloen te ontleden en bloot te leggen. Daarna
konden we smullen van het zoete, aromatische,
lichtgroene vruchtvlees.
Onweer zat in de lucht en ik verheugde
me al op donderslagen die, als een drumsolo, zouden
wedijveren met mijn heftig kloppend hart…