Het is geen mooie stad, maar ik ben er
geboren. Zij kan mij verleiden tot onverklaarbare
sentimentele ontroering, die ik, ondanks mijzelf, soms
verfoei. Eens sloeg ik haar zomerse Kermis gade vanuit
de hoge uitkijkpost van het Gemeentehuis; de
opeengepakte, voort schuifelende mensenmenigte ver
beneden mij om de bonte carrousels met de paarden en
de autobusjes, de schiettenten, de hoog-gaat-ie en de
rups. Misschien heb ik medelijden om haar schamelheid,
om de aandoenlijke pretenties die zij soms ten toon
spreidt. Zij kan niet wedijveren met Florence of New
York, maar is anderzijds alles in de wereld niet van
een aandoenlijke pretentie, van een zielig streven
naar macht en aanzien, terwijl wij kleine mensen zo
kwetsbaar en fragiel en gebrekkig zijn dat die
pretenties zo zonder betekenis, zo nietig zijn ten
opzichte van hun tegendeel, ten opzichte van de
kwaadaardige keerzijde van de medaille van de
menselijke aard, ten opzichte van het vuur van
agressie en vernietiging dat smeult en altijd kan
oplaaien als de waakzaamheid verslapt?
Daarom is er ook goedheid en grandeur
in Tilburg naast al het menselijke waaraan wij niet
ontkomen.