INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL
KUNST & FOTO

Print deze Pagina

Ineke Broeckx - Korte verhalen

 

Het naaimachineboek

Aan de lezer

De hoofdpersoon van onderstaand verhaal. Matti. Is sinds ik dit verhaal schreef in gunstiger omstandigheden gekomen: hij woont nu op een gezellige afdeling met meerdere mannen waar hij een goed thuis gevonden heeft.

 

Ieder jaar ga ik, ruim voor de 17e juni, de naaimachinefolders halen. Gewoonlijk zeg ik tegen de verkoopster zoiets als: "ik moet u een vreemd verhaal vertellen. De folders zijn voor mijn broer, voor mijn zwakzinnige broer. Hij houdt speciaal van naaimachines. Misschien vreemd, maar wellicht weet u dat zulke jongens soms rare voorkeuren hebben".

En dan wordt er meestal menslievend, goedgunstig en ruimdenkend beschikt en de verkoopster diept uit alle uithoeken van de winkel de folders op, die doorgaans goedlachse en elegante dames tonen aan weerszijden van luxe naaimachines, die in de folders aangeprezen worden om hun vele mogelijkheden.

Gewoonlijk worden deze afbeeldingen geflankeerd door illustraties van de talloze steken die de machine kan uitvoeren en van de grandioze effecten die men hiermee kan bereiken (en juist hiervoor heeft mijn broer een speciale belangstelling).

 

In de bejaardenwoning wacht mama (80 jaar) met de van spanning dichtgesnoerde keel, die haar altijd een week voor de verjaardag van haar zoon overvalt.

 

(Zij had hem meer dan 30 jaar geleden af moeten geven, over moeten geven aan de handen van verplegers en het gebrekkige verstand en het regime van pedagogen, psychologen en psychiaters nadat de kinderarts verklaard had: "U moet niet schrikken, mevrouw, maar uw zoontje heeft een partiële afwijking". Toen had zij het speelgoed verstopt; weggeborgen had zij het in een uithoek van de zolder omdat de aanblik ervan aan haar gevoelens van schuld en depressie nog een dimensie zouden toevoegen)

 

Ik breng haar de folders die een plaatsje krijgen in het album met de zelfklevende bladen.

 

De 17e juni breekt aan. We gaan samen met de taxi naar de inrichting (een enclave, een concentratie van zwakzinnigen, te midden van weilanden en bossen, ver van de wereld van de "normalen").

 

Op het schilderachtige naamplaatje staat in sierlijke letters "Matti" en het zal blijken dat dit naamplaatje het enige teken van schoonheid is te midden van de kale, klinische omgeving, die het "thuis" vormt van mijn 40-jarige broer, die weggeborgen is achter hekken en grendels als een crimineel, die aan de ketting is gelegd als een wild dier, dat aan het leven der mensheid niet meer deelneemt, dat nauwelijks nog tot de menselijke soort behoort.

 

Hij is verschrikkelijk blij als hij ons ziet. Hij wachtte al lang op het bezoek. Iedere keer als hij de telefoon hoorde had hij gedacht dat het mama was of een van de zussen, die hun voorgenomen bezoek aankondigden.

 

"Bezoek, bezoek!" kraait hij opgewonden als hij losgemaakt wordt van het bed in de kale isoleercel waaraan hij een groot gedeelte van de dag gekluisterd ligt. (Toen hij tegen zijn oren was begonnen te slaan, kreeg hij het dubieuze voorrecht van een eigen isoleercel, die hijzelf, onwetend en ongewild eufemistisch zijn "bungalow" noemt).

Nu haalt mama het naaimachineboek tevoorschijn.

 

Mijn broer slaat wild en opgewonden de bladzijden om, op zoek naar dat ene plaatje dat om voor ons onnaspeurlijke redenen zijn absolute voorkeur heeft.

 

Deze uitverkoren afbeelding beklopt hij vervolgens heftig en maniakaal met de handen, die hij slechts gedeeltelijk kan bevrijden uit zijn polsbanden.

 

"Het gaat goed met Matti" zeggen de verplegers en deze blijde boodschap mogen we mee naar huis nemen.

 

Maar mama slaapt al lang geen nacht meer zonder zware Mogadon tabletten, omdat anders ’s nachts in de duisternis het spookbeeld opdoemt van de toekomst van haar zoon zonder haar...