INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL
KUNST & FOTO

Print deze Pagina

Ineke Broeckx - Korte verhalen

 

Vertrek en aankomst

Op een dag heb ik in gedachten de trein genomen naar Den Haag, haar vroegere woonplaats, die zij eens liefkozend "stad aan de zee" noemde. (Zij vertelde mij bij die gelegenheid hoe zij hield van de speelse en elegante buitelingen van meeuwen tegen de avondhemel)

 

De Nederlandse Spoorwegen zouden tijdens mijn denkbeeldige reis niet minder gedienstig en loyaal zijn dan steeds het geval is geweest in de lange jaren van mijn maandelijkse bezoeken. (Ook zijzelf zou het uiterste van zichzelf hebben gevraagd voor mij – als zij er nog zou zijn geweest)

 

De vervoersmaatschappij zou dus gedienstig zijn; onderdanig; portieren zouden gastvrij en bereidwillig openschuiven (zodra het krachtige, machtige voertuig tot stilstand zou zijn gekomen); conducteurs zouden beleefd en vriendelijk zijn; zij zouden goedemorgen of goedemiddag wensen;zij zouden met engelengeduld wachten tot plaatsbewijzen uit hoeken en gaten van colberts, regenjassen, zomerjassen, tassen, koffers of portemonnees zouden zijn opgediept; medepassagiers zouden elkaar plaatsen aanbieden; zij zouden met elkaar een praatje beginnen of zich verdiepen in hun boek of krant.

 

En het voorbijflitsende landschap zou niet veranderd zijn: het landschap dat gedurende veertien jaar het decor was geweest waarop ik mijn gevoelens van angst, van wanhoop, van tederheid, van liefde en – waarom niet? – mijn afschuw van de gehele onderneming had geprojecteerd.

 

(Breda: De Suikerfabriek; Dordrecht: de bemoste grafstenen van het Joodse Kerkhof; Rotterdam: onveranderlijk aan weerszijden respectievelijk de massieve kolos van het Marnix Gymnasium en het Stadion van Feijenoord).

 

En in de restauratie van Station Den Haag Hollands Spoor zou men nog steeds koffie en spiegeleieren serveren.

 

(Verzwegen blijven al die andere details op de route, die, naar mijn berekening minstens tweehonderd keer aan mijn angstige, vertederde, liefdevolle of verveelde blik moeten zijn gepasseerd, zodat ik welhaast ieder grassprietje en iedere kiezelsteen op het traject kan uittekenen)

 

Niets zou veranderd zijn. Alles op het baanvak Tilburg - Den Haag zou zich bevinden in doodstille, loodzware roerloosheid; verstard onder een hemel die in alle eeuwigheid neerziet op de taferelen die het Noodlot kennelijk creëert voor willoze figuranten in het menselijk toneelstuk.

 

Niets zou veranderd zijn: lijn 8 zou me schuddend, schokkend en bellend naar haar Laan brengen: een van de imposante, deftige residentiële lanen van de "stad aan de zee" waarin imposante, residentiële herenhuizen het prestige en de status van de bewoners schijnen aan te geven.

 

Nadat ik de brug met symbolisch beeldhouwwerk van moeder en kind overgestoken zou zijn en de boekhandel op de hoek gepasseerd zou zijn, zou ik aangebeld hebben; de zware zwarte deur zou gemakkelijk meegeven met een lichte druk van mijn hand.

 

Ik zou de glazen tussendeur weer zien en spoedig de kamer met het kolossale bureau, waarachter haar breekbare gestalte zou wegzinken als een atoom in het universum.

 

En ik zie de stoel, waarop ik plaatsnam toen het drama een aanvang nam (Ik was 20 jaar; het was winter; ik droeg de kreukleren rode jas met de capuchon met witte vachtvoering)

 

Onder tranen ben ik gekomen; met tranen ben ik vertrokken (Ik was 34; het was zomer; ik droeg het rode hesje met de zachtgroene bloes met lange mouwen)

 

Mijn denkbeeldige reis naar haar zou op dezelfde manier verlopen als de tweehonderd reizen uit het verleden, maar ik zou geen rozen, anjers of tulpen mee kunnen nemen; de tengere gestalte zou er nooit meer zijn in een uithoek van het vertrek achter het enorme bureau.

 

Het sterke, kwetsbare hart is bezweken. Ik vernam het een jaar na haar dood.