|
Uit de herinneringen van
een bang meisje
De ouders hadden het
meisje, hun enige kind, feestelijk aangekleed en
uitgedost voor de bruiloft van oom en tante. Het
mocht immers bruidsmeisje
zijn! Het kind droeg een wit, zijden jurkje met
daaroverheen een echt
bontjasje, een kroontje in het donkerblonde
korte haar en witte, korte
kousjes en gelakte, witte schoentjes. In de
kleine, mollige handjes droeg
het parmantig een tasje.
Meer dan vijftig jaar na dato bewaart een dame
op leeftijd nog de
zwartwit-foto's waarop de ranke gestalte van de
geliefde tante in de
feeƫrieke bruidsjurk staat afgebeeld naast de
oom, haar toekomstige
levensgezel, en in het gezelschap van de trotse
naaste familie, de
wederzijdse moeders en vaders, de broers en de
schoonzus en niet te vergeten
het andere, oudere bruidsmeisje, als een
lieflijke elfengestalte in een
witte droomjurk.
Wat er met tante kort na de zo feestelijke
gebeurtenis aan de hand was in
die verre, witte, geheimzinnige kamers van het
grote ziekenhuis, wist het
kind nooit precies; de ouders spraken er op
fluistertoon over en in de
stille nacht kwamen dan ook de angstaanjagende,
gruwelijke beelden van het
uiteengereten lichaam op de chirurgentafel en
later ook van het oneindig
demonische gezicht van de eens zo beeldschone,
engelachtige vrouw, opgebaard
in het lijkenhuisje in het naburige dorp.
De dappere moeder, die een en ander in
ogenschouw had genomen, had immers
gezegd dat "het lijk niet goed afgelegd was".
Het moet rond die tijd geweest zijn dat het kind
de oom, de broer van Vader,
die altijd opgewekt en vrolijk was geweest, die
suikerzakjes voor haar had
meegebracht uit de vele etablissementen die hij
als vertegenwoordiger in
schoolartikelen frequenteerde, en die haar
steevast had verwend met
kleurpotloden, leesboekjes en "Wasco"-krijt,
voorover liggend aantrof in het
kleine halletje van het arbeidershuisje.
"Ja, Cathy," had hij bij die gelegenheid gezegd,
"grote mensen huilen ook
wel eens....."
|
|