Heimwee
De ouders en de zusjes
wachtten tevergeefs in het ouderlijk huis, altijd
wachtten zij en dachten aan hem. Het rauwe verdriet
scheurde hun harten open, altijd bloedden zij uit open
wonden, altijd was hun innerlijk aangebeten als het
rozerode hart van een stervende vogel.
De rijke schat van
overstelpende liefde lag klaar voor het broertje,
wagonladingen liefde wilden zij hem geven, altijd.
Het broertje zou nooit meer
thuiskomen.
Op een foto trekt het een
speelgoedlocomotiefje voort op een eenzame landweg,
ergens bij het tehuis. De eenzaamheid, de verwaarlozing,
het heimwee omgeven hem met een eeuwige aura van
treurnis.
Hij moest wennen aan
telkens nieuwe verplegers, die elkaar opvolgden in een
nooit eindigende reeks en hij kon het nooit en de
vreemden waren nooit als de onvervangbare eigen moeder
die hem slechts het armzalige, zielige locomotiefje kon
geven dat hij voorttrekt op de foto, op een landweg.
|