Chirurgisch Intermezzo
Gisteren nog aanschouwde
ik de paars begroeide heuvels en de bruine, beige en
zwarte wilde paarden van de heide; vandaag wordt appèl
voor mij geblazen.
Als ik van huis ga staat
nog een volle, ronde, bleke maan aan de hemel en heeft
mijn kleine lichtgele kanarie nog het kopje in de veren.
Ik loop over de kruising, langs de rotonde en langs de
straten die ik zo vaak gepasseerd ben, maar nu met een
andere bestemming. Een vroege, eenzame fietster, de
koplamp fel oplichtend, begroet mij.
In het ziekenhuis wachten
verpleegkundigen en chirurg op me.
De poliepen moeten
verwijderd worden die al zo lang de gangen en holtes van
mijn neus blokkeren, die door de Natuur zijn aangelegd.
Een vriendelijke
taxichauffeur, die van zijn hobby zijn beroep heeft
gemaakt, legt met mij de weg af naar het ziekenhuis. De
nevel staat hoog op de velden naast de snelweg. Het
ziekenhuis is als het ware omgeven door een slotgracht,
omzoomd door feestelijke struiken die in het late
seizoen hun roomwitte bloei nog laten zien.
Als de hemel boven de
daken, de "slotgracht" en de struiken aan het
venster lichtere tinten aanneemt, hul ik mij in het
oranje operatiehemd.
Spoedig zal ik verzinken
in het niemandsland van de narcose dat is als de zwarte,
kille dood en waarin ik meegezogen word als in een
draaikolk of een maalstroom, terwijl de chirurg met
fijne precisie-instrumenten de obstakels wegneemt.
Het is alsof het leven
mij nog slechts in kleine porties toebedeeld zal worden
als ik na de operatie voorzichtig nip van het koele
water op mijn nachtkastje.
Maar nee; het leven
nodigt mij nog uit, biedt zich nog aan: ik zal op haar
onwerkelijke en fantastische bal nog moeten dansen met
een wervelende droomgestalte tot het feest ten einde is.
Op mijn terugweg naar
huis zijn de straten bezaaid met kleine, halfrijpe,
frisgroene eikeltjes, die knerpen, knisperen en kraken
onder mijn schoenen. September kondigt zich aan. Een
nieuw seizoen begint.
|