Aan de oude
Sacramentskerk
De Sacramentskerk met
haar boogvormige ramen herinner ik me uit mijn jeugd.
Van binnen was zij mooi en
schitterend als in de mist van mijn bijziendheid het
hele panorama van bloemen, kaarsen, gouden beelden en
andere parafernalia vervaagde en zich vermengde als
verfklodders op een schilderspalet en werd tot een als
het ware impressionistisch vlekkerig schilderij met
dominant de warme kleuren geel, rood en ijsblauw van de
hemel buiten.
De schoonheid van haar
interieur leek symbolisch voor de voor mij altijd
onduidelijk gebleven weldaden van het Christendom, dan
wel van Jezus Christus in eigen persoon, weldaden die de
priesters, nonnen, paters en kapelaans later nooit
overtuigend over het voetlicht konden brengen.
Haar met een mintgroen,
driehoekig dak bekroonde toren diende in mijn
kinderlijke geest als dé kerktoren bij uitstek, alsof
niet de talloze typen en bouwstijlen waarmee ik later
kennismaakte evenzeer hun rechtmatige plaats verdienen
op de aarde en onder de zon.
Nu siert haar dak haar
rechthoekige bruine bakstenen toren niet meer en staat
zij op de nominatie voor de onbarmhartige slopershamer.
Van haar gouden wijzers
zal ik dan de tijd niet meer af kunnen lezen, maar
helder en duidelijk zal haar stenen gestalte in mijn
geest blijven bestaan, met alle sentimenten en gedachten
die ik onlosmakelijk en voor altijd aan haar verbonden
heb.
|