Met mijn oude moeder op
stap
We gaan weer eens naar de
supermarkt.
Van te voren valt er veel te
regelen; we moeten de bon van de voorgaande keer
inspecteren en de stekkers moeten uit de stopcontacten,
de tussendeur moet dicht, de rolstoel moet uitgeklapt en
klaargezet worden en mama moet erin plaatsnemen, de jas
moet aan, het hoedje op, de bonte warme doek over de
benen en op de voetsteunen moeten de voeten rusten. Dan
zijn we startklaar en gaan we op weg door de straten,
over de trottoirs die naar de winkel leiden. Ze praat
honderduit en later zoekt ze wat spulletjes uit: wat
kaas, yoghurt, brood en en bakje zult; niet teveel, want
de oorlog schijnt nog niet voorbij, 60 jaar na dato.
Ik manoeuvreer de rolstoel niet zonder moeite door het
smalle gangetje naast de kassa en dan gaan we nog wat
drinken in een afgeschoten hoek waar enkele tafels en
stoelen staan voor de vermoeide klanten en waar twee
jonge meiden ons bedienen met koffie, thee en
appelflappen.
Dan komen de tranen. De tranen, de ontroering om het
onschuldige genoegen waar ze zo van geniet, om het
samenzijn dat al een leven duurt, maar dat nog maar zo
kort zal duren, om het gerimpelde gezicht, bekroond door
het hoedje dat ik nog maar zo kort in de ogen zal kunnen
zien.
"Het was gezellig hè?" zegt ze thuis na
afloop van ons uitstapje
|