Tromgeroffel, trombones
en trompetten
In de verte, door de
grillig-gevormde openingen heen, die het struikgewas en
het groene gebladerte van de bomen in zomertooi creëren,
zie ik een kleurige stoet zich langzaam voortbewegen en
ik hoor tromgeroffel en boven alles uit de weemoedige
klanken van trompetten en trombones.
Het is weer de tijd van de jaarlijkse Avondvierdaagse.
De bontgekleurde,
petieterige figuurtjes schuifelen voorwaarts op het
ritme van de muziek terwijl het trommelen aanhoudt.
Zo dromden mensen vroeger in het stadscentrum opeen als
Sinterklaas weer was aangekomen in de stad en aan de
hand van Vader, tussen de menigte, hoorde ik voor het
eerst die muziek, zag ik voor het eerst die mannen in
uniform die zo eensgezind en stram voortmarcheren en de
trommel aanslaan of de blaasinstrumenten aan de lippen
zetten.
En voor het eerst moet dat onuitsprekelijke gevoel mijn
ziel in beslag genomen hebben, die onuitsprekelijke
melancholie en vreugde, dat onuitsprekelijke verdriet en
die magistrale triomf.
Vijftig jaar later ben ik plotseling weer in die
menigte, aan de hand van Vader, als het kleurige lint
van deelnemers aan de Avondvierdaagse aan mijn ogen
voorbijtrekt
|