Een ontmoeting bij het
station
Ik trof hen aan bij de
bushalte, te midden van de hordes van mensen die
dagelijks het Stationsplein overstromen, als het ware
uitgebraakt door het Openbaar Vervoer, door de bussen,
treinen en taxi's die hun haltes aandoen als bijen de
bloemen in een welvoorziene tuin: een kleine donkere
jongen en zijn moeder.
"Si, si"
herhaalde de vrouw tijdens haar telefoongesprek,
kennelijk om haar uitspraken te onderstrepen, te staven,
te bevestigen of kracht bij te zetten.
De jongen toonde mij
vertrouwelijk een klein, kleurrijk speelgoedje, een
mannetje van plastic, dat hij speels liet stuiteren op
de straatstenen.
Hij had nog niet de arena
betreden, de slangenkuil, het strijdperk van de
volwassenheid; het land achter de horizon.
Heimelijk en stilzwijgend sprak ik de wens uit dat het
eiland van zijn kinderlijke onbevangenheid nooit
overspoeld zou worden door een oceaan van kleinzielige
bekrompenheid en harde wreedheid.
|