Tribuut aan een
onvergetelijke leraar
In dat jaar werd aan het
bonte gezelschap van de leraren toegevoegd: de heer O.
Op een dag stapte hij ons leslokaal binnen en begon
zonder omwegen of aarzeling fluks het Griekse alfabet op
het schoolbord neer te kalken. Dit kordate optreden
luidde het begin in van onze vele uren met hem en in het
"papieren gezelschap" van onder anderen zijn
favoriete auteurs Herodotus en Euripides.
In het aarzelende licht
van de lente en onder de bewolkte hemel van november,
kortom in alle seizoenen zat hij voortaan tegenover ons
aan de hoge lessenaar en vuurde op ons, kinderen nog,
zijn meeslepende betogen af over de Taal die hem in
vervoering kon brengen, over de Taal die hij liefhad.
Maar de grammatica van de
oude oosterse taal bleef voor mij grotendeels een
cryptisch, duister geheim dat nooit meer ontsluierd zou
worden, met de merkwaardige, ingewikkelde en schijnbaar
grillige vormen van haar aoristus, imperfectum en
plusquamperfectum, die als vreemde uitwassen de
bladzijden van het verfoeide boek van Jouai sierden en
alleen dankzij een soort van uiterste intuïtie waarvan
de exacte werking mij ontging; dankzij een soort
van geestelijk goochelen vond ik als het ware op de tast
mijn weg door de mysterieuze en labyrintische sluipwegen
van het ongetwijfeld toch logische grammaticale systeem.
Onze leraar was 33,
vrolijk en erudiet en hij scheen zo sereen en harmonieus
van karakter als je je een vreedzame schapenweide uit
Homerus' epos voorstelde of zoals de kalme, eeuwig
voortkabbelende Griekse zee waarop Odysseus rondzwierf
of zoals de traag ten hemel warrelende, geurige rook van
een dierenoffer.
Zo verbond ik zijn
persoonlijkheid en gestalte onwillekeurig en misschien
ten onrechte met die vredige, oeroude wereld, die mij
levendig tegemoet trad uit de voorhistorische
geschriften.
Maar soms werden de
boeken dichtgeslagen. Dan was het parool: "Non
semper tendit arcum Apollo" en dan vertelde hij
over zijn studententijd, nog maar zo kort geleden, en
lachten we met hem om Pa Pinkelman of deelden we met hem
in zijn fascinatie voor Gregoriaanse gezangen,
doordrongen van mysterie en wijding, of in zijn passie
voor Boutens' poëzie, waaruit hij geestdriftig
fragmenten placht voor te dragen.
De gedachten bleven in
later jaren door mijn brein cirkelen: de gedachten
aan de zonnige middagen met O.. voor me aan de
lessenaar, en het boek van Herodotus opengeslagen op de
bank.
|