Over de stille vermaning van de schoonheid
Een
gigantische kroonluchter, waarvan de verschijning al
naar gelang iemands gevoelens als huiveringwekkend of
heerlijk kan worden geïnterpreteerd, hangt stilzwijgend
en majesteitelijk boven de menigte die in de voormalige,
verbouwde bioscoop is samengekomen voor het
personeelsfeest en schijnt eveneens stilzwijgend en
zonder enige overtuigingskracht met haar feeërieke
lampjes de zuipende, schreeuwende en vrijende
medewerkers van het museum te willen herinneren aan de
verhevenheid, aan de poëzie, aan een grandioze,
veelzeggende stilte, aan de bedoelingen van de kunst.
Zij
zou dan ook beter tot haar recht gekomen zijn in een
renaissancistisch kasteel dan in deze spookachtige,
enorme ruimte waarin zelfs zij in het niet valt en,
zoals gezegd, noodzakelijkerwijs een misplaatste indruk
maakt.
Toch
is de menigte onveranderd sinds eeuwen, zij het dat zij
in Versailles zijden jassen, kniebroeken, jabots en
gegespte elegante schoenen droeg.
Toen
moet eveneens van de stille, kunstzinnig vervaardigde
kroonluchters de stille, onopvallende vermaning van de
schoonheid zijn uitgegaan.