Twee huiskamers
Een luie, lamlendige kat
met snorharen die als door een begenadigd kunstenaar
getekend zijn, sluipt rond in de gezellig verlichte
woonkamer tussen het luxe meubilair en gaat als het haar
uitkomt languit op de vensterbank liggen om spiedend de
straat af te turen en iedere beweging daarin waar te
nemen.
Het brein van haar bazin
is geolied als een strak opgewonden uurwerk dat exact de
tijd aangeeft en het weerspiegelt de gemoedelijke,
gezapige conventie zonder ruimte voor excessen.
Honderd meter verderop:
het psychiatrisch ziekenhuis; een andere huiskamer.
Televisiebeelden verspringen er sneller dan het
knipperen van een oog en weerspiegelen wellicht de
wereld tussen de oren van de ongelukkigen die deze kamer
bevolken: een wereld van chaos en gekte, van waanzin en
verwarring.
De ruimte is
onopgesmukt, kaal, alsof haar bewoners geen sfeer
verdienen, alsof schoonheid niet voor hen is bestemd en
hun hulpeloze, verwarde onbeholpen woorden echoën
tevergeefs door de ruimte en klinken in de eenzame
nacht.
Een overvloed aan witte
rozen omlijst het paviljoen als met een omranding van
geur, schoonheid en elegantie, maar tevergeefs, want zij
kunnen het niet zien.
|