Onfortuinlijk intermezzo
Na het vertrek van mijn
Grand Seigneur verwonderde het mij dat ik mijn voeten
nog voor elkaar kon zetten bij mijn gestage pas door de
straten van de stad en dat mijn longen de lucht nog
verwerkten die ik inademde.
De seconde, nee, de
nanoseconde waren overvol van de gedachte aan hem, zoals
een waterdruppel boordevol microben is. Horden mannen en
vrouwen stroomden dagelijks uit kantoren en fabrieken,
bevolkten de straten en het Openbaar Vervoer, maar het
moest Die Ene zijn, altijd en voorgoed Die Ene, om
redenen die mijzelf eigenlijk ook volstrekt onduidelijk
waren maar waaraan ik mij niettemin vastklampte als een
baby aan de moederborst.
Wild en radeloos greep ik
om mij heen, maar vond geen houvast of steun, als
strompelde ik wankelend een trap zonder leuning af in de
richting van een niet te definiëren of omschrijven
diepe kerker van leegte, wanhoop en vertwijfeling.
Het was wellicht beter
geweest het onherroepelijke verdriet en de ontreddering
over mij heen te laten komen als uitbundige tropische
regenval waartegen geen paraplu of regenjas bestand is
en mij door de vloed van mijn tranen te laten doorweken
tot de bui vanzelf zou stoppen, maar nee: ik wendde mij
tot nagenoeg alle denkbare instanties die de
Verzorgingsstaat, enigszins tot mijn verbazing, in haar
bonte waaier van voorzieningen aanbood: de SOS
Telefonische Hulpdienst, een Rouwgroep (waar de
verkreukelde en verwoeste gezichten van hevig snikkende
weduwen hun tomeloos en radeloos verdriet
weerspiegelden) en een Psychiater, die niet verzuimde
een poging te ondernemen de voor mij illustere gestalte,
het in mijn hart opgerichte standbeeld van mijn
overleden voorvechtster postuum van zijn sokkel te
stoten.
(Maar het voor hem
onverwachte, geheel tegengestelde effect van zijn
schijnbaar ondermijnende activiteiten was dat ik haar
meer dan ooit ging vereren als verre, lichtende Ster van
Bethlehem die mij meer dan ooit voorging en de weg wees)
Hij probeerde als een
eigenmachtig, eigengereid en eigenzinnig schaakspeler
die de tegenpartij geen zetten meer gunt en zijn/haar
stukken onvervaard van het bord veegt de heilzame
conclusies van een veertienjarige diepgaande
uitwisseling autoritair van de hand te wijzen, gezeten
op de hoge troon van zijn vermeende maar ongefundeerde
"deskundigheid".
In mij bleven hardnekkige
restanten van een eens bloeiende, florissante liefde
broeien en smeulen, die ik maar niet kon doven of
blussen, maar die in geen verhouding meer stonden tot
wat ik eens ervaren had.
In het gezelschap van
mijn vriend had ik mij jong kunnen voelen, had ik het
parfum op kunnen snuiven van zijn geheel exotische
persoonlijkheid in een ongekende atmosfeer van
ontspanning en heerlijkheid.
Brieven verdwenen in een
nooit aflatende stroom naar zijn verre adres: massa's
brieven: opgesteld, verzonden maar aanvankelijk nooit
beantwoord. Ik stelde me voor hoe hij ze met zijn
slanke, elegante handen uit de envelop haalde en
gladstreek en hoe mijn neergekalkte woorden eerst zijn
ogen en daarna zijn hersenen bereikten en hoe hij
begreep wat ik hem mee wilde delen.
Lange tijd heerste er een
intercontinentaal stilzwijgen tot de radiostilte werd
verbroken door onbeholpen zinnen vol taalfouten die
kennelijk nu ontsproten aan het brein dat ik eens zo
bewonderd had: een pijnlijk en steeds voortschrijdend
demasqué. Zijn geest leek ineens zo ondiep als de
bedding van een reeds lang uitgedroogde rivier.
Toen hij na zeven jaar
terugkwam droeg hij de kroon van zijn grijs geworden
zilverige haardos en de verdienste van de lijnen in zijn
gezicht als sieraden die zijn wijsheid symboliseerden en
zijn alwetende blauwe ogen doorlichtten mijn wezen als röntgenstralen.
Zo danste ik met zijn
wervelende droomgestalte mijn toekomst in tot het feest
ten einde was.
|