Om het recht van het
licht
Rondom het ziekenhuis
spreiden zich de asgrauwe straten met hun huizen uit,
vanwaar haar bezoekers afkomstig zijn, en ik ben een van
hen.
Taxi's rijden af en aan
voor de hoofdingang die zij aandoen als bijen de korf.
De naam van oogarts Bellaars doet in de verte denken aan
de benaming "Belladonna", de naam van de
vloeistof die in mijn ogen gedruppeld is. Zonder mijn
trouwe lenzen veranderen de fleurige jonge assistentes
die ronddartelen in de polikliniek en de patiënten die
geduldig wachten in de wachtkamer in de schimmen van een
wazig schimmenspel met vage contouren die in elkaar
overvloeien en elkaar overlappen zodat alleen vlekken
waar te nemen zijn als in een obscuur aandoend werk van
moderne kunst. Dokter Bellaars schijnt met een felle
lamp in de vergrote pupil, met licht als van een
kunstmatige zon, figuurlijk gesproken als het helle
licht van de rede en tranen bezetten mijn pupillen om
het licht; het geboorterecht; ook mijn geboorterecht; om
het licht dat de wereld overstroomt, dat glinstert
tussen de hardgroene hulstbladeren, om het licht dat
mijn gegund is om te ervaren, om te beschrijven, om lief
te hebben.
De ogen zijn gezond; de
netvliezen liggen keurig en zoals het hoort op de
kennelijk voorbestemde plaatsen, tot hun dienst bereid.
|