Het
Reptielenhuis/gevangen en verraden
Aapjes met wollige,
gestreepte staarten, onzegbaar lief en kwetsbaar; een
slang die de kop met de trillende tong tastend heft in
alle richtingen boven het ineengestrengelde, lange,
bonte lichaam; een leguaan: de bek verstard in een
aandoenlijke "glimlach" (hij weet met zijn
schubbige lichaam geen raad); de kameleon, kleurig
symbool voor aanpassingsvermogen; de zwart-witte, trotse
zeearend, die de hemelen kan bereizen; kleine zwarte
kikkertjes met helgele tekening op de beweeglijke
ledematen; al deze weerloze dieren, opgesloten in veel
te kleine verblijven, weggerukt uit hun tropische
omgeving, staren vanachter glas de horden bezoekers woordeloos
aan, schijnbaar smekend om bevrijding, om consideratie,
om hun geboorterecht, de vrije natuur, dat hen ontnomen
is door een mensensoort die wil onderwerpen, die wil
temmen, classificeren en determineren.
De schoonheid is
superieur en vraagt om respect, om ontroering en
mateloze waardering
|