Mijmering op Kerstavond
Nu, op deze Kerstavond,
verbeeld ik me dat we nog samen zijn, zoals in de
voorgaande jaren, zoals in heel mijn voorgaande leven.
De oude eiken meubelen
waren dan als door een geheimzinnig waas omfloerst alsof
ze spraken van vader, van broer en zus en in de
voorafgaande dagen had Marianne het kleine boompje
opgetuigd met de lieflijke frutsels en fratsels die bij
het Kerstfeest horen.
Ik was dan graag bij je
als we samen onuitgesproken gedachten lieten gaan over
Vader, over het voorbije jaar, over onze verbondenheid.
Nu ben ik alleen op
Kerstavond en overal in de huizen van de mensen zie ik
grote en kleine feestelijk verlichte Kerstbomen waar
mensen zich omheen scharen, zoals wij altijd deden en
mijn peinzende, mijmerende gedachten zijn bij jou, bij
jou die ik voorgoed verloor.
|