Als een verkapte zwerver
Soms tref ik hem aan in
de bibliotheek die hem slechts schijnt te dienen als een
schuilplaats en een tweede thuis dat de harde, vijandige
wereld hem biedt: hij scharrelt rond tussen de
boekenkasten maar laat alles ongelezen hoewel vele
levens en lotgevallen in velerlei romans eveneens
getuigen van eens geleefde levens, wellicht ook zonder
enige vervulling, zoals het zijne.
Soms staat hij spiedend
op de hoek van een straat. "Je vliegt er wel eens
uit?" vraag ik hem. "Ja,"zegt hij
"het gaat goed met mij, al moet ik nog in de
inrichting blijven, voorlopig" Een eenzame tand is
overgebleven in zijn bovenkaak zoals soms alleen één
ster zichtbaar is aan een nachtelijke hemel. Het lange
grijze haar omsluit zijn hoofd als een helm en hij heeft
soms nog maar 30 Eurocent voor de avondmaaltijd.
(In de rekken van de
bibliotheek liggen tijdschriften met feestelijke,
bontgekleurde covers die de eeuwige jeugd, de lente en
de schoonheid van het leven schijnen te symboliseren en
te propageren (als dat zou kunnen), afbeeldingen die fel
contrasteren met het drastisch verwaarloosde uiterlijk
en de wankele persoonlijkheid van mijn vriend uit de
inrichting)
De mensen lopen aan hem
voorbij en zijn wellicht op weg naar hun penthouse,
bungalow of villa. Zij spiegelen zich hoogstens aan mijn
vriend ("Gelukkig, dat mij zoiets niet is
overkomen....)
|