Het pronkstuk van het
leed en de bloesems van de voorspoed
Het pronkstuk van het
leed draagt men pontificaal voor zich uit als de
monstrans in de kerk in de processie van het leven en
heft men in de hoogte als de hostie tijdens de
consecratie. Vervolgens stalt men het uit in de vitrine
van het museum van het slachtofferschap.
Je zou ook kunnen zeggen
dat, figuurlijk gesproken, in de kathedraal van het
onvermogen het standbeeld van het leed op een voetstuk
wordt geplaatst en wordt aanbeden.
De "prestatie"
van het lijden koestert men als dierbaar bezit: de
klachten zijn de valuta die men wil uitwisselen in de
communicatie als waren het de meest courante
geldmiddelen. Maar het slachtoffer blijft alleen en is
blind voor de kloof die hem van anderen scheidt;
ongezien blijft de leegte in het hart van zijn medemens.
De werkelijke vriend
koestert de groei en het geluk van zijn partner zoals de
tuinman zijn bloesems die hem ter harte gaan en die hij
tot volle bloei wil doen komen.
|