Het appèl van een
zwerfster
Op een dag die om
onbekende redenen was uitgevoerd als de afbeelding op
een Roomsch-Katholiek bidprentje (ik moest denken aan
een hemel vol pasteltinten met een bleke zon achter een
met paarse doeken omfloerst kruisbeeld) kwam ik haar bij
de bushalte tegen.
Ze zou een schoonheid
zijn geweest als aan haar shampoo, douchegel en parfum
te pas zouden zijn gekomen maar nu was ze vagebond en
zwerfster die méér nachten op straat doorbracht dan in
een donzig bed.
Ze jammerde en klaagde
over onbetaalde schulden, over te late betaling van gas,
huur, water en licht; ik kon haar appèl op mij niet
weerstaan en overhandigde haar drie Euro. In de bus zat
ze stille monologen voor zich heen uit te spreken,
kennelijk bevangen door een zielsziekte, kennelijk
geestelijk ronddolend in ongekende gebieden.
Met mijn drie Euro moest
ze een onbestemde en onzekere toekomst aangaan en ik
wuifde haar na, verontrust en bezorgd.
|