De troost van een
ijscoman
"Zeg 't mar, mèske"
zei hij uitnodigend. Een vader die mij
"meisje" zou kunnen noemen bezat ik al sinds
elf jaar niet meer.
In 't vroege voorjaar was
altijd de merkwaardige drietonige "lokroep"
van de ijscowagen in de vroege avond hoorbaar en deze
keer was ik haastig in de schoenen geschoten om de
troost van het ijs te bemachtigen. Het woord van de
ijscoman was het enige vriendelijke woord dat ik die dag
zou horen. Hij noemde me "mèske" en vervolgde
zijn eveneens eenzame gang door de straten, begeleid
door de merkwaardige tonen die de buurtbewoners attent
moesten maken op zijn auto.
|