Twee kraaien en een pakje
brood
Op een maandagmorgen zag
ik een pakje wittebrood bij de stoeprand liggen, dat
kennelijk achteloos was weggeworpen door een
onverschillige student of scholier of verwende
ambtenaar, arbeider of ingenieur. De volgende dag lag
het er nog, maar nu had het de belangstelling getrokken
van enkele kraaien, waarvoor het nog wel een aangename
verrassing was en in primitieve, dierlijke wedijver
concurreerden zij erom en bevochten zij het op elkaar.
Een van de zwartgerokte vogels pikte heftig en
wilskrachtig in het pakketje, zag echter kennelijk de
hindernis van het plastic zakje dat eromheen zat in, en
vloog tenslotte op met slechts een klein stukje van de
lekkernij in de snavel. Het wonderlijke dier was
blijkbaar in staat te beseffen dat het genoegen moest
nemen met slechts een deel van de aanvankelijk zo
verleidelijke buitenkans die zich had aangediend.
|