Twee
zussen in het Reuzenrad
De schommelende schuitjes zweefden omhoog, steeds hoger,
bijna langs de gevel van de kerk, zodat het jaartal 1888
van dichtbij leesbaar was en ook het schitterende,
gouden standbeeld tussen de neogotische torens dat blonk
in de julizon.
De wiebelende stoeltjes verhieven zich boven de stad,
met zoveel groen gelardeerd: onze dierbare geboortestad.
Het was die dag de verjaardag van onze moeder die de
88-jarige leeftijd zou hebben bereikt, als ze nog
geleefd zou hebben. Zuurstokken, kaneelstokken of nougat
waren nu niet meer aan haar besteed.
In stilte denken we aan Vader, die mij de opleiding
schonk en aan Moeder, die mijn zus om de nog steeds
zichtbare kuiltjes in haar wangen "haar bloze
Kriekske" placht te noemen, maar onze gedachten
bereiken elkaar niet, cirkelen rond in ons brein, vinden
de weg naar buiten niet, verwarmen zich niet aan elkaar.
Mijn zus verklaart niettemin dat er een gat in haar
innerlijk is geslagen als in het beroemde
"ontzielde" standbeeld.
Later eten we samen van een zakje patates frites alsof
heel de Zusterliefde alleen nog daaruit bestaat.
|