Het
zomerseizoen
De zon wendde en keerde zich en stond haar plaats af aan
de maan als waren zij soldaten op een wachtpost die hun
diensten trouw afwisselden en aan elkaar afstonden.
Overdag was haar regime onbarmhartig maar donderslagen
kondigden af en toe verfrissende regenbuien aan.
In de kamer waarvan de beige gordijnen gesloten waren
draaide een witte ventilator haar rondjes en zond een
kunstmatige koele bries de ruimte in. Gebogen over de
studie- en woordenboeken was ik bezig het vat van mijn
geest telkens opnieuw te vullen en leeg te storten, het
bodemloze vat dat nauwelijks gehoorzaamt aan bevelen,
het vat waar de emoties en gedachten doorheen spoelen
als door een alternatief soort spijsvertering.
's-Nachts beroert de koele luchtstroom van de ventilator
het lichaam als een streling.
We
wachten op koelere tijden.
|