De
gestage druppel……….?
Het atelier voor kunstzinnige vorming is gevestigd in de
kelderruimte van een cultuurtempel in het nabijgelegen
dorp. Bij binnenkomst begroet mij een levensgrote pop
met een lichtblauwe, flodderige badmuts op het hoofd en
met een lange, lichtblauwe jurk aan die weggelopen lijkt
uit een theatervoorstelling en een gezette matrone,
wiens kunstzinnige kwaliteiten kennelijk reeds af te
lezen zijn aan het zware, zilveren collier om haar hals
waaraan een soort van ijspegels bengelen en verder aan
haar flamboyante kledij.
Uit een mand, die diverse grotere en kleinere brokken
steen bevat, kies ik de kleinste ter bewerking.
Van de ruwe, gemarmerde steen komt bij het raspen met
een vijl een fijn poeder los, als onwillig eelt van een
voet of als fijn stuifzand in de duinen, maar het is
duidelijk dat het niet gemakkelijk zal zijn de gewenste
vorm tot stand te brengen. Koppen van een oudere man met
gemoedelijke uitdrukking op het gezicht en van een jonge
vrouw met paardenstaart worden ten voorbeeld gesteld aan
de overige cursisten, maar het lijkt me maar niets om te
proberen met oneindige moeite en inspanningen het
weerbarstige materiaal te verleiden tot zo'n vrolijk
portret. Ik heb meer abstracte vormen voor ogen maar
mijn handen schijnen niet geschikt te zijn ze te
vervaardigen. Mijn kersverse medecursisten kijken me aan
in opperste verbazing als ik verklaar het pand te willen
verlaten. Ik wens hen nog veel succes bij hun pogingen.
Op de terugweg naar huis fantaseer ik over het kunstwerk
dat nooit uit mijn handen zal komen als over de baby,
die nooit mijn schoot bewoonde en nooit het levenslicht
zag.
|