INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST

Print deze Pagina

Ineke Broeckx - Korte verhalen

 

 

 

Weense glorie

Alles in het tehuis: de gangen, de kamers, maar vooral ook de mensen ademen een sfeer van verval, van aftakeling, van verlies van alle hoop, van alle vreugde, van alle toekomstverwachtingen. De bewoners zijn voor het merendeel hoogbejaard.
Mevrouw moet het hebben van de armzalige uurtjes die ik met haar doorbreng, van de luttele uurtjes, die, gemeten aan de zee van tijd dat zij alleen is met haar gedachten, met haar zorgen en tobberijen, niets voorstellen, die zijn als een waterdruppel in een oceaan.
Vele van de haar zo dierbare spulletjes zijn bij de verhuizing vanuit de zelfstandige woning naar het kleine kamertje in het tehuis op voor haar onverklaarbare wijze ontvreemd: ze vermoedt allerminst dat familieleden ze, zoals ze beweerden, naar een rommelmarkt brachten.
We spelen een spelletje Rummi-kub: we leggen de deels afgesleten steentjes waarop nog maar nauwelijks een zwart, oranje, rood of blauw cijfer te zien is, naast elkaar in series op het gladde hout van de gepolitoerde tafel.
De perfecte intelligentie van mevrouw, waarmee zij het spel feilloos speelt en waarmee zij sluwe en gezochte combinaties van cijfers weet uit te denken, schijnt alleen nog te dienen voor dit onnozele spelletje, voor dit tijdverdrijf, dat de wijzers van de oude klok sneller schijnt te doen lopen en de aandacht schijnt af te leiden van haar ongetwijfeld hemeltergende situatie, maar dat het besef daarvan wellicht toch niet vermindert.
Aan het eind van de middag gaan we aan de wandel door de gangen van het tehuis.
Daar ligt in een verre uithoek een klein zaaltje dat voor de gelegenheid verduisterd is en waar dames en heren met grijze hoofden en geplaagd door de vele kwalen die door een gulle, maar misdadige, onbekende hand overvloedig uitgedeeld worden op grenzeloos onrechtvaardige wijze, zich vergapen aan een danspartij, uitgemeten op een breed, "extra-large" televisiescherm, waarbij in uniform geklede heren jonge schoonheden meevoeren in een werveling van danspassen, begeleid door de klanken van een orkest.
Het is toch wel onvoorstelbaar dat deze voorstelling kennelijk tot soelaas moet dienen voor het nameloos, onvoorstelbaar verdriet van de ouderdom, voor de troosteloosheid en grenzenloze wanhoop van de eenzaamheid, in het licht van de naderende dood.
Als ik naar buiten stap uit de desolate vergaarbak van wanhoop die het tehuis vormt ontsluit zich een wereld voor me die bruist en leeft, een wereld met verkeer, met kantoren, scholen en met jonge mensen met glanzende, verwachtingsvolle ogen en een met een lach die klatert als een bergbeekje dat over rotsen en stenen springt, levend voor de grenzenloze verwachting van een fantastische toekomst.