De
"diefstal" van een sprei
Het was een warme, wollige sprei, versierd met een
symmetrisch patroon van
donkerrode motieven die op regelmatige afstanden van
elkaar waren
aangebracht.
Onder die sprei sluimerden en sliepen we; mijn bejaarde
moeder en ik: als ik
bij haar was strekten we onze lichamen naast elkaar uit:
haar gezicht naast
mij was als gebeeldhouwd uit bleek of crèmekleurig
marmer.
Het einde kwam.
De parafernalia die moeder de laatste jaren van haar
leven omringd en
vergezeld hadden in het flatje als levenloze gezellen,
waar de warmte van
een echtgenoot en kinderen ontbrak, moesten de
onvermijdelijke weg van hun
voormalig eigenaresse schijnbaar volgen.
Zo belandde de sprei in een souterrain tussen andere
afgedankte spullen van
andere overleden bewoners die daar verweesd en verlaten
hun vernietiging of
andere bestemming lagen af te wachten en zo zag ik
toevallig dat een oude
dame haar met een razendsnel gebaar weggriste als had
zij angst betrapt te
worden.
Ook deze overgebleven herinnering aan mijn laatste uren
met mama kwam zo in
andermans brutale en hebzuchtige handen terecht.
|