Een
licht voor Kerstmis
Omdat
de liefde en de vriendschap mij schijnbaar voorgoed de
rug hadden toegekeerd, ging ik mijzelf een licht voor
Kerstmis verschaffen. Door desolate en duistere
novemberstraten begaf ik mij naar het Winkelcentrum. Uit
een overvloed van staande, hangende en liggende lampen,
armaturen en spotjes koos ik de metalen ronde huls met
rasterwerk waardoorheen kriskras aangebrachte bonte
lampjes hun bescheiden licht wierpen. Mijn lamp vormde
een armzalige vervanging voor het wezenlijke, het
werkelijke, dat mij en de wereld hardnekkig bleef
ontbreken, zoals de welvaart het welzijn niet kan
vervangen en de materie de geest niet.
Ik dacht aan de ijle, hoge mannenstemmen die gezamenlijk
met Kerstmis in de kerk een smeekbede omhoog zonden naar
verre, onbestemde sferen, een smeekbede die kennelijk
niet meer gehoord wordt door het Opperwezen, dat zijn
wereld stuurloos laat voorthollen in verloedering en
verwildering.
De mensen in de kerk, voor deze gelegenheid in groten
getale aanwezig, herkennen in het lied het hoogste wezen
van de mens, van henzelf, een wezen dat geen richtlijn
meer is gedurende de rest van het jaar, waarin het
ondergesneeuwd wordt onder stoffige lagen van sleur,
stress, geld verdienen, egoïsme, in de schrikwekkende
terreur van het dagelijks leven in deze maatschappij,
zoals een scheepswrak onherkenbaar wordt door de
aanslibbende lagen van koralen en algen die het
overwoekeren.
Ik besloot mijn Kerstlamp weg te schenken aan mijn enige
vriendin, om aldus een staaltje weg te geven van de
vriendschap, die ook van mij verwacht werd en mijn
bijdrage te leveren aan de algemene Kerstvreugde.
|