Bericht
uit een Zorgcentrum.
De mechanische Kerstman moest voorzien worden van
batterijen om zijn
levendige act te kunnen volvoeren. Het was een echte
Kerstman, die in niets
van zijn collega-Kerstmannen afweek: hij droeg een
vermiljoenrode mantel met
brede ceintuur en een rode broek en was getooid met
baard, brilletje en
puntmuts.
Het was even wurmen met de batterijen toen plotseling
een vrolijk Kerstlied
weerklonk waarbij de pop druk gesticuleerde met armen en
hoofd en mevrouw
hield hem verrukt in de oude handen waarbij haar
doorgaans bezorgde gezicht
oplichtte in een stralende glimlach. Herinneringen aan
tientallen
Kerstfeesten in het "gezelschap" van de pop
moeten zijn bovengekomen. Nu zou
ze met de Kerst niet alleen zijn.
Dit jaar zou ze voor het eerst het Kerstfeest vieren in
het Zorgcentrum, in
de kleine kamer die in de plaats was gekomen van de
grote zelfstandige
woning; alleen, zoals al jaren.
In vroegere, gelukkigere tijden had ze haar kamer altijd
getooid ten tijde
van Kerstmis met drie amaryllisplanten: een rode, een
roze en een witte en
ze vroeg mij deze nu ook voor haar mee te brengen.
Het "gezelschap" van de Kerstpop en van de
planten zou nauwelijks soelaas
kunnen bieden voor haar grondeloze en vergaande
eenzaamheid, maar haar
pogingen deze te verlichten, wekten mijn bewondering op.
|