Vaarwel
aan (herinneringen aan) mijn geboortehuis
In een
oude buurt van Tilburg strekt zich de straat uit waarin
mijn geboortehuis staat. Het zal mij overleven. Sinds
jaren wonen er andere mensen en er hebben al veel
anderen gewoond. Mama, die nu in de bejaardenflat woont,
wenst hen heimelijk veel geluk toe in het huis dat
zozeer tot het hare werd. In het huis waarin zij
gelachen heeft en gehuild, waarin zij geluk en verdriet
gekend heeft en een scala van andere gevoelens, waarin
de zomers en winters van haar leven niet zonder hun
sporen na te laten zijn voorbijgetrokken.
Vaarwel moest zij zeggen aan de kamers die hun
beschutting en veiligheid hadden geboden gedurende
zovele jaren. Vaarwel aan warme zomer- en koude
winterdagen. Vaarwel aan de oude, houten voordeur die
gedurende vier decennia trots en zelfbewust de
familienaam gedragen had. Vaarwel aan de marmeren,
geaderde schoorsteenmantels. Vaarwel aan de ruime
kamers, in elkaar overlopend en gescheiden door
schuifdeuren.
Het werd een vaarwel en geen tot ziens. Een nieuwe tijd
brak aan, nieuwe bewoners openen en sluiten de deuren,
meubileren het huis, eten aan hun eetkamertafel. De
toekomst van het huis behoort aan anderen. “Welkom
thuis” las ik eens op een met bloemen en ballonnen
versierde huisdeur. De bus reed er razendsnel aan
voorbij. De tranen welden naar mijn ogen. Op mij zullen
nooit meer een vader of moeder, een oma, een hond of een
kat wachten. Ik zou
slechts af en toe nog een blik kunnen werpen op het
goede ouderlijke huis in die oude straat, dat mij eens
zo veel geboden had.
|