Vogels
Hij had wat broodkruimels weten uit te sparen. Hij
opende de zware
schuifdeur die de grote zaal begrensde, waardoor een
windvlaag over de broze
gestalten van zijn mede-bejaarden streek en een
cognackleurig gordijn
baldadig naar binnen woei en strooide het brood
verwachtingsvol op de grijze
tegels van de binnenplaats waarop nog klonters sneeuw
getuigden van de
strenge winter en wachtte af tot de slimme meeuwen zijn
bescheiden gave
zouden opmerken met hun scherp en schitterend als een
diamant geslepen
instinct. En spoedig al kwamen de vogels, elegant
klapwiekend en over elkaar
heen buitelend met witte, zachte lijven en vleugels en
met zwarte,
intelligente kraaloogjes.
De oude man keek voldaan en belangstellend vanaf enige
afstand achter het
glas toe. Zijn actie had succes.
Vermoedelijk hield hij van de schoonheid van de
schitterende vogels en lokte
hij ze bewust om hun dartele spel te kunnen gadeslaan
dat misschien voor hem
een troost betekende na een leven waarin wonden geslagen
waren door
lotgevallen, beslommeringen en moeilijkheden waarover de
onwetende
toeschouwer slechts een vermoeden kon koesteren.
|