Verloedering of
feestelijkheid: Liefdesverklaring aan een stad
Mijn ogen vestigden zich op het, door uitlaatgassen en
kwalijke dampen
beroete en vervuilde viaduct bij het NS-plein toen ik
bij de bushalte stond.
De stad, mijn geboortestad, werd zo opgehemeld en
verfraaid in glossy
magazines met glanzende bladzijden en gelikte foto's,
maar verdiende zij de
eufemismen die als confetti over haar uitgestrooid
werden door de
journalisten?
Vooral de tegenwoordige deelwoorden
"bruisend", "spetterend" en
"swingend",
inmiddels verworden tot groteske clichés, werden
veelvuldig erbij gesleept
om het kennelijk onvoorstelbaar feestelijke dat zich
hier zou afspelen te
beschrijven.
Niettemin maken bijvoorbeeld de Hoefstraat of de
Veestraat een enorm
armetierige indruk op mijn ogen en gemoed, en vind ik,
dat bijvoorbeeld de
lange, vervuilde Ringbaan Oost geflankeerd wordt door
bouwsels die zelfs bij
de meest optimistische levensgenieter zelfmoordgedachten
oproepen (Ik
herinner mij uit mijn vroegste jeugd het landelijk
aandoende ruiterpad in
haar midden, eens bereden door glanzend-bruine en zwarte
paarden en de
fleurige licht-oranje en vermiljoenrode markiezen aan
haar gevels).
Een vergelijking met het renaissancistische Rome of
Florence of met het
negentiende-eeuwse Parijs, Warschau of Londen, lijkt me
voor Tilburg niet op
zijn plaats.
Maar: ik hou van haar.
Als ik er wegga, wil ik er terugkeren; als ik er ben wil
ik er blijven.
De geboortegrond blijft dierbaar als het eigen bloed,
als het eigen hart,
als de eigen adem.
|