Een brandpunt van ellende
Het vertrek is vervuld van de dichte damp van vele
sigaretten. Voor veel
slachtoffers en gedupeerden is het een vluchtplaats
geworden, een
toevluchtsoord te midden van de hel van het ziekenhuis.
Mijn intens dappere
vriendin rookt hier een damessigaartje. De ernstige
ziekte is doorgedrongen
tot in iedere porie, iedere cel van haar lichaam en ze
heeft te veel, veel
te veel om over te tobben.
De andere "vrienden" die op haar
verjaardagsfeestje nog uitbundig genoten
hebben van alle lekkernijen die ze aandroeg, hebben het
laten afweten. Nu
ben ik haar enige bezoekster en ik heb felrode
rozenblaadjes voor haar
meegebracht in een doorzichtig doosje, een in deze
omgeving merkwaardig,
opvallend souvenir uit een wereld van schoonheid en
liefde, een wereld die
lichtjaren verwijderd is van dit oord van onheil.
Later, op de gang, bekijkt mijn vriendin belangstellend
een kunstzinnig
vormgegeven beeldje in een vitrine, van een danseresje
dat gekleed is in een
gewelfd rokje en dat met beide handen naar de hemel
reikt. Met uiterste moed
en doorzettingsvermogen, die een betere zaak waardig
zouden zijn, vat mijn
vriendin het nog op als inspiratie voor eigen
toekomstige werkstukken. Haar
handen reiken, zoals die van het danseresje, nog naar de
hemel en naar een
onbereikbaar en onbegrijpelijk Opperwezen.
|