Wederzijdse herkenning op
een koude dag.
Het was januari. We wachtten beiden op een bus die maar
niet wou komen. Zij
was Angolese en ik Nederlandse, maar de kou trof ons
beiden evenzeer en
drong door onze jassen heen Ze sprak nauwelijks
Nederlands maar met
gebrekkige Engelse, Franse en Nederlandse woorden gaven
we elkaar te
verstaan hoezeer we verlangden naar de warmte die ons
voorlopig niet gegund
leek te zijn, en die was als de warmte van haar
geboorteland, waaruit zij op
voor mij onverklaarbare, onnaspeurlijke manier
verdreven, gevlucht of
vertrokken was. Van onze bus, die uiteindelijk
arriveerde, was de zijkant
beroet door de klaarblijkelijk zware luchtvervuiling die
het verkeer de
atmosfeer in jaagt. Maar binnen was warmte en de
chauffeur zette koers naar
onze verschillende bestemmingen. Even was er herkenning
geweest, twee
mensenzielen hadden zich even aan elkaar verwarmd.
|