Laat geluk
Ze leefde de laatste jaren op chips en pinda's.
Haar gewicht was opgelopen tot tachtig kilo sinds de
neerslachtigheid had
toegeslagen: neerslachtigheid om drie mislukte
huwelijken, neerslachtigheid
om onwillige, moeilijke, ongezeglijke dochters, die haar
in het gezicht
uitscholden en uitlachten, die haar liefde meedogenloos
afwezen.
Ze liet haar borsten er maar afhalen. Ze wilde toch dood
sinds lange tijd en
ze hoopte dat de kanker, die weliswaar niet aangetoond
was, het voorportaal
betekende van het einde, dat zij vurig wenste.
Ze herstelde onverwacht van de operatie en van haar
depressie en ging
sporten, eigenlijk om onduidelijke redenen, maar ze
wilde de schoonheid van
het weliswaar verminkte lichaam ondanks alles in ere
herstellen. Het
lichaam, mishandeld en miskend, het trouwe lichaam,
gehoorzaamde nog.
Op vierenzeventigjarige leeftijd vond zij door de sport
geluk: een laat
geluk, een kortdurend geluk, maar een geluk dat haar
haar hele leven
onbekend was gebleven.
|