Moedertje
Ze waren gekomen, gekleed in geel met groene pakken. Ze
vroegen hoe je
heette. "Mini" zei ik, "van Hermina"
Het uitspreken van je naam ontroerde me
zó dat ik bijna stikte in mijn tranen.
Je lag op het bed en keek me verbijsterd aan, verward.
De woorden die van je
lippen kwamen stonden niet meer onder het regime van je
verstand. We konden
geen afscheid meer nemen. Ze hebben je meegenomen. Ik
moest je afgeven,
overgeven aan hun messen en machines.
Je hebt nog kort geleefd, gekoppeld aan apparaten,
gevangen in benauwdheden.
Je was mijn Mini, mijn allerliefste met wie ik altijd
ging wandelen terwijl
je me het verhaal van je lange leven vertelde, terwijl
ik bloempjes voor je
plukte die je na thuiskomst rangschikte in de bronzen
vaas.
Je was mijn Mini, gekleed in het genopte bloesje of in
het bloesje met de
vlinders, dat je zelf genaaid had.
Je was mijn Mini, mijn moeder, die is geportretteerd op
de foto, die op mijn
bureau staat, in grijstinten, met een gemaakte glimlach,
want je leven was
zo bitter, zo bitter.
Je bent nog steeds mijn Mini, die voorgoed rust.
|