Een
onleefbaar leven?
Het is zomer en heel de natuur getuigt van
opgetogenheid, feestelijkheid en
bloei.
In een achterafstraat woont een mevrouw, op wie deze
omschrijvingen
geenszins van toepassing zijn. Zij ligt hele dagen op
haar bank, ten prooi
aan een veelheid van geestelijke en lichamelijke kwalen,
terwijl twee
schattige hondjes haar met grote, onbegrijpende ogen
aanstaren, als
hulpbehoevende kinderen. Een zombie met uitpuilende ogen
die zwijgt en
blijft zwijgen, dient haar verder tot gezelschap, want
zelfs de Zusterliefde
schijnt geen brug te kunnen slaan over de woelige rivier
van het ongeluk.
Op het televisiescherm komt een aantal kindsterretjes
voorbij, dat
liefdesliedjes uitkraamt, opgedoft en tot een prototype
herleid. Deze
vertoning maakt in deze situatie een buitengewoon
onwezenlijke, onwerkelijke
indruk en kan volgens mij nauwelijks tot enige troost
dienen en het leven
van mevrouw wordt alsmaar meer onleefbaar, ondraaglijk
en kwellend.
|