Een
mislukte sollicitatie (I)
Mijn eerste (en laatste) dag in het Restaurant/Uit vrees
voor een
Huishoudelijk Debacle
De straten rondom het gigantische complex van het
Zorgcentrum dragen namen
van kleuren, zoals "vermiljoen" of
"indigo".
Ik nader het witte gebouw met de vele ramen waarachter
de appartementen van
de bejaarden schuilgaan.
Mijn toekomstige begeleider staat al op me te wachten
bij de Receptie. Ik
geef hem een hand en hij voert me naar een tafeltje in
het "restaurant",
waaraan al een mevrouw met een zeer breekbare, fragiele
gestalte heeft
plaatsgenomen en een honderdtwee-jarige dame die
waarschijnlijk op grond van
uitzonderlijke levenskracht of misschien een
ongevoeligheid voor of
bestendigheid tegen of zelfs een ontbreken van
rampzalige omstandigheden in
haar leven deze mijlpaal heeft bereikt.
Wegens mijn eerdere, bepaald eclatante mislukkingen in
het huishouden vraag
ik uit voorzorg waaruit mijn taken zullen bestaan en
mijn begeleider drukt
me op het hart de glazen, gevuld met jus d'orange, port,
Campari of wat dies
meer zij, toch vooral bij het steeltje te hanteren en op
een dienblaadje te
plaatsen. Een vage vrees dient zich bij me aan met
dienblad en al te
struikelen en neer te donderen voor de voeten van de
elitaire ouderen, die
her en der, maar vooral bij de grote ramen, de tafeltjes
bezetten. Een
blonde mevrouw, die kennelijk met talloze
schoonheidsbehandelingen de
ongenadige tijd tevergeefs heeft proberen stop te zetten
en bij wie een
degelijke beha niet meer schijnt te helpen tegen haar
hangborsten die
vooruitsteken als een overhangend plateau boven een
onstuimige zee, vuurt
meteen maar drie vragen op me af: "Hebt u een man
en hebt u een baan en een
auto?". Dit is overdonderend en totaal onverwacht
en bij ontstentenis van
genoemde artikelen c.q. attributen weet ik geen antwoord
en zit ik er
lamgeslagen en verbijsterd bij als een pias, als een
dummy, terwijl
verontrustende gedachten opeens mijn brein bezetten aan
mijn totaal
tekortschietende c.q. niet bestaande
"pensioenvoorziening" en de
onmogelijkheid ooit een dergelijke elitaire "tempel
der ouderdom" te bewonen
waar ik momenteel word geacht de drankjes te serveren
als een koelie, zonder
enige vorm van salaris. En ik vermoed, op grond van
eerdere ervaringen dat
mijn stilzwijgen mij meteen al zal tekenen tot een
vreemde te midden van
hen, die nu uitbundig beginnen te converseren over hun
carrière, juwelen en
bankrekeningen. Dus besluit ik nu maar enige, alom
gewenste, sociale
vaardigheden in de praktijk te brengen en ik richt me
tot de oude mevrouw,
die naar eigen zeggen tweetalig is opgevoed, met een
rijmpje:
"lemon tree, very pretty and the lemon flower is
sweet, but the fruit of the
poor lemon is impossible to eat" Dit valt kennelijk
in goede aarde en ons
gesprek komt op de voor- en nadelen van de citroen en
haar
gebruiksmogelijkheden. Ik probeer mijn mondhoeken omhoog
te trekken maar de
glimlach wil niet verschijnen en bezorgd overweeg ik dat
het parool toch
altijd is: "smile, smile, smile!" en dat ik
daaraan vermoedelijk toch moet
beantwoorden op straffe van "ontslag"
Maar hoe dan ook, vóór ik de fatale woorden hoor
uitspreken die al zo vaak
gevallen zijn: "Het spijt ons, maar u kunt hier
niet blijven", neem ik zelf
het heft in handen en verklaar: "Het spijt me, maar
ik wil hier niet
blijven".
|