Zwijgende
stenen
Ik wist dat ik eens de reis zou gaan maken en moest gaan
maken: de reis naar
de wijk van de stad waarin we zo lang gewoond hadden; de
reis naar het
kleine arbeidershuisje dat ik nog een keer wilde zien en
dat het
schouwtoneel was geweest van mijn jeugd en van zoveel
onvergetelijke
gebeurtenissen.
De "Veolia-bus" doorkruist eerst de straten
van mijn wijk en houdt halt bij
het station met haar levendige drukte en rumoer: zij
nadert daarna de
stillere volksbuurt waarin ik opgroeide en spoedig
ben ik ongeveer op mijn
bestemming.
Vanaf de halte is het niet ver lopen naar de straat, de
Wethouder van R.
straat, die parallel loopt aan de andere straten van die
buurt: de straat
die nu van zoveel kleinere afmetingen lijkt te zijn als
destijds, de straat
waarin we hinkelden en balden, rolschaatsten, knikkerden
en de zweep om de
felgekleurde tol sloegen die wervelend ronddraaide op de
straatstenen.
Daar is de ligusterhaag die evenwijdig loopt aan de
gevels, daar zijn de
berkenbomen, daar zijn de lantaarns en daar is de
voordeur van huisnummer
drie. Ik wil aanbellen en vragen of ik nog één keer de
hal en de woonkamer
mag zien, de keuken en mijn slaapkamertje, waarin ik
sliep, droomde en
studeerde en waarin ik als dertienjarig meisje op mijn
eerste pick-up het
plaatje Sloop John B van de Beach Boys tot vervelens toe
draaide. (Is het
echt waar dat hier al datgene is gebeurd dat nu alleen
nog bestaat in mijn
herinnering en waarvan alleen nog de zwartwitfoto's
getuigen in het dikke
album?)
Het huisje staat leeg: gereedschappen en verf kondigen
in de woonkamer de
komst van nieuwe bewoners aan, die de woning nog niet
tot hun territorium
gemaakt hebben.
Ook onze trouwe, goede en dierbare, maar zeer
excentrieke buurman R, woont
er niet meer; na een leven tussen zijn dierbare
parafernalia, prullaria en
rariteiten als kruisbeelden, poppen en geraamtes van
plastic in het huis dat
hij aanvankelijk nog met zijn moeder bewoonde, hebben
kennelijk de
onvermijdelijke ouderdom, ziekte en/of dood hem
ingehaald en overmeesterd en
heeft hij zijn geliefde thuis moeten verruilen voor een
verzorgingshuis of
zelfs voor de ultieme rustplaats die ons allen wacht.
Ik moet de terugweg aanvaarden, maar eens zal ik
terugkeren op mijn
schreden.
Nog zo vaak zal ik de caleidoscoop van mijn geest om en
om draaien en kijken
naar de bonte plaatjes van een voorgoed vergaan verleden
tot ook mij het
onvermijdelijke stilzwijgen wordt opgelegd.
Slechts de stenen resteren, de stilzwijgende stenen, die
niettemin een
verhaal vertellen.
|