In
de speelgoedwinkel
De
etalage van het kleine buurtwinkeltje in de volkswijk
toont een gevarieerde doch bescheiden collectie
theepotten, huishoudelijke artikelen, vazen en
speelgoed. Als ik de deur open, stormt het fragiele
hondje met de witgekrulde vacht en het bruine kopje naar
voren, keffend met een agressiviteit die in het geheel
niet in verhouding staat tot de nietigheid van het
diertje.
Daar
zie ik een uitstalling van baby- en barbiepoppen uit
mijn verre voorbije jeugd: poppen die je in bad kunt
doen en kunt opmaken en waarvan je de haren kunt
borstelen en voor de jongens: een replica van een Harley-Davidson
en miniatuurvrachtwagens en sportauto's. Op de toonbank
liggen twee netjes met de bontgekleurde ballen waarmee
wij stuiterden op de straten en tegen de grauwe
bakstenen van de huizen. Het late gesluierde licht van
de septemberavond verleent ze een glans, die ze geschikt
maakt voor een stilleven.
Met
oma ben ik hier, met moeder, die twee lijstjes zoekt
voor de vrolijke afbeeldingen die de slaapkamertjes van
haar kleinkinderen moeten gaan sieren. De andere oma
begroet haar vriendin. Ze heeft twee lijstjes in de
aanbieding: een van Euro 7,50 en een van Euro 5,-- dat
ze opdiept uit een lade en dat ze speciaal gereserveerd
had voor de vriendin. Beide blijken van geschikt formaat
voor de kleurige prenten, die oma in petto heeft.
Ons
wordt koffie aangeboden. Ik manoeuvreer de rolstoel, met
daarin het zware lichaam met de opgezwollen benen en
voeten door het smalle, duistere gangetje niet zonder
moeite naar de keuken. De wederzijdse herkenning is een
verrassing voor de beide vriendinnen.
'Ik heb
elke avond tot de Heilige Antonius gebeden en ik heb de
dokter gevraagd: "Het is de vervuiling hè? Het is
Tsjernobyl" zegt de vriendin, die sinds ons vorige
bezoek is vermagerd tot een uiterst fragiele, breekbare
gestalte. Zoals zo vaak slaat het duivelse noodlot toe
in het hart van de tedere liefheid.
|